Kroniek vluchtelingen Oekraïene

Het Dominicanenklooster vangt vluchtelingen uit Oekraïne op

Kroniek van een bewoner

 

Het was even slikken, toen ik als bewoner van het Dominicanenklooster hoorde dat ik op korte termijn een zestigtal medebewoners in huis zou krijgen. Zeker: ook ik wou iets doen voor al die mensen die huis en haard hebben moeten achterlaten, op de vlucht voor de razernij van één machthebber.
Maar zal het me lukken om te gaan samenleven met zestig wildvreemde, anderstalige en vaak getraumatiseerde mensen? En hoe moet dat met de in het klooster zo gekoesterde stilte en bezinning?          
Kris Oelbrandt

30 april

Zaterdagmorgen, het hele klooster is nog stil en rustig. Een mooi moment om mijn laatste blog te schrijven. De vluchtelingen zijn hun weg aan het vinden in onze maatschappij, en de rust van deze ochtend is typerend voor hoe heel deze opvangoperatie tot nu toe verlopen is. Hoewel de mensen uit Oekraïne vlak naast ons slapen, heb ik me er steeds weer over verwonderd dat ik nauwelijks iets merkte van hun aanwezigheid: de looproutes zijn perfect gescheiden, de coördinatie is in goede handen, er worden heldere, strakke afspraken gemaakt. Het pleit voor alle partijen die bij dit project betrokken zijn: HMO, de gemeente, Securitas en zovele anderen.

Ik sluit af met het allereerste zichtbare teken van de komst van de Oekraïense mensen in het klooster. Dat was namelijk niet de kraan die de parking opdenderde (zie 17 maart), maar een papier dat op de muur was geplakt tegenover de trap. Je kon er niet naast kijken als je bovenaan de trap kwam, en ook nu nog hangt er niets rond dit papier heen; het hangt daar nog steeds moederziel alleen, waardoor het des te meer in het oog springt. Eén woord, in Oekraïens en Nederlands: vrede. Dat wensen we iedere vluchteling in dit huis toe, en dat is misschien wel het enigste wat deze mensen écht nodig hebben - meer nog dan een dak boven hun hoofd: vrede, opdat ze kunnen terugkeren naar hun eigen dak boven het hoofd. Dat is mijn onmacht: te weten dat ik hen hun thuis niet kan teruggeven. Dat weet God ook.

 

25 april

Ik heb het twijfelachtige voorrecht de post voor de broeders uit te delen. Daarbij is het zaak zich niet te vergissen: Stichting Dominicanenklooster heeft niet dezelfde bestemming als broeders dominicanen, en wat aan "de paters" geadresseerd is mag je niet aan één van de paters geven, maar hoort aan het daarvoor bestemde prikbord gehangen te worden. Je leert het met de nodige blutsen en builen.

Onze postbus staat de laatste tijd bol van de extra post. Nochtans is het geen kerstmis. Het zijn brieven van de gemeente of van banken, bestemd voor namen die ik niet ga proberen uit te spreken. Daaraan merk je dus dat de vluchtelingen verbinding beginnen te maken met onze maatschappij. Ze krijgen een plaats, ze worden opgenomen, opgetild tot mensen die gezien en gehoord worden. Het zegt iets over hun ijver om dat voor elkaar te krijgen, maar het zegt ook iets over de ijver van die zogezegd afstandelijke bureaucraten: in luttele tijd krijgen zij de inschrijving van zoveel extra mensen voor elkaar. Dank je wel, gemeente-ambtenaren: ik heb altijd al geweten dat jullie een hart voor de zaak hebben.

 

22 april

Onze magnolia heeft de afgelopen weken prachtig gebloeid. Onze binnentuin - oase van rust en sereniteit - wordt elk jaar in de lente heel even opgetild tot een klein paradijsje dankzij deze wonderlijke boom. Nu dus ook weer, hoewel hij alweer over zijn hoogtepunt heen is: meer dan de helft van de bloemblaadjes liggen her en der uitgestrooid op de grond.

Toevallig viel mijn oog op een Oekraïner die heel rustig, meditatief, de blaadjes bijeen aan het harken was. Zijn zorg voor onze tuin, onze omgeving, trof mij: uiteindelijk zijn wij voor hem maar een heel tijdelijk onderkomen, dus veel belang heeft hij er niet bij. Hij wou wellicht, net als al zijn medelotgenoten, gewoon werken, iets doen, iets betekenen voor zijn omgeving. Hij had een mooie klus uitgekozen. Ik durf wedden dat er voor elke vluchteling in Nederland even mooie klussen te bedenken zijn.

20 april

Het was geen snikken wat ik hoorde, gisteravond voor het slapengaan (cfr. 29 maart). Het was een heel andere emotie: woede. Geroep en getier waar ik geen jota van begreep natuurlijk. Overigens kan je je afvragen of wij wél zo begrijpelijk zijn wanneer we ons kwaad maken. Maar dit terzijde.

Toen ik het hoorde had ik meteen zoiets van: "Tja, we zijn één groot huishouden, en daar hoort dit bij." Natuurlijk zie ik het ook graag anders, natuurlijk wil ik de rust en de vrede bewaren. Maar dit huiselijk bekvechten - zo klonk het tenminste - luchtte me op een bepaalde manier zelfs op: gelukkig zijn Oekraïense vluchtelingen gewone mensen met gewone emoties, die samen met ons "gewoon" proberen te leven. En dat de zenuwen bij hen gespannen staan hoeft niemand te verbazen. Dat zij hun emoties ondanks alles binnen redelijke proporties weten te houden des te meer.

 

17 april

Het was nog stil in de pandgangen deze ochtend, toen ik de kopiën van de in het Oekraïens vertaalde preek voor de Paasviering in de sacristie ging leggen. Heerlijk, deze rust voordat het grote feest gaat losbarsten. Ik houd ervan om dan heel stilletjes, bijna in het geheim, mijn bijdrage aan de liturgie te leveren.

Op de terugweg ontmoet ik iemand die ook al actief is op dit vroege morgenuur: de bewaker van Securitas, die de klok rond de wacht houdt in huis. "Zalig Pasen", komt het bijna als vanzelf uit mijn mond. "Bent u van het personeel?", vraagt hij verbaasd. "Nee hoor, ik wens u gewoon maar zalig Pasen", antwoord ik geduldig. "Nog een fijne dag", is het enige wat hij weet te antwoorden. De man begreep echt niet wat ik hem toewenste. Nochtans lijkt hij, die de vluchtelingen een veilig onderkomen biedt, in alles op Christus die Adam uit het dodenrijk omhoogtrekt. Hij is echt een man van Pasen.

 

15 april

Waar is dat wasrek gebleven? De broeder vroeg het tijdens het eten heel rustig, bijna achteloos. Onze wasmachine en droogkast zijn onlangs verplaatst van de gang van de Oekraïners naar onze eigen broedergang: het bleek dan toch niet ideaal om onze was te draaien in dezelfde kleine ruimte als waar de vluchtelingen kwamen voor kleine hygiëne of tanden poetsen. Maar het wasrek, dat daar ook altijd stond, was dus verdwenen. En meteen gingen ieders gedachten uit naar de vluchtelingen. Het leek voor de hand te liggen: de vluchtelingen hebben nood aan ongeveer alles en hoewel ze hier uitstekend worden geholpen, konden we ons allen indenken dat een wasrek nou net nog ontbrak.

Tot de prior de verlossende ingeving had dat het wasrek al kwijt was nog vóór de Oekraïners kwamen! Ik keek in eigen boezem en dacht: daar ging ik weer. Ik had alweer een medemens onterecht beschuldigd. En dat op Goede Vrijdag.

 

13 april

Telkens als ik uit de vespers kom geniet ik van de stilte die in de gewelven hangt. Toch was ik niet geërgerd toen ik laatst, bij het verlaten van de kerk, muziek hoorde. Het waren zacht kabbelende pianoklanken die uit de refter vandaan kwamen. Ik was benieuwd geworden. Schroomvol en behoedzaam stak ik mijn hoofd voorbij de deur, en ik zag hoe een Oekraïens meisje helemaal in haar spel was verzonken. Ze zag mij niet - gelukkig maar, anders was ze misschien gestopt. Ik trok me gauw terug en genoot verder van de arpeggio's en golven die alle onrecht en onvrede wegspoelden, zomaar, om niet. Allen die het hoorden werden schoongewassen door dit bad van muziek. Dank je, meisje. Blijf alsjeblieft spelen - opdat de wapens zwijgen.

 

10 april

Het is sinds eeuwen een echt waagstuk van de Kerk: op de zondag vóór Pasen zowel de feestelijke ontvangst van Jezus als de groeiende haat tegen Hem gedenken. Ik word in deze viering altijd weer heen en weer geslingerd tussen allerlei indrukken. Dat was dit jaar niet anders. Ook nu weer kwam de massale processie van hosanna zingende mensen aan het begin van de dienst op gang. Maar was schetst mijn verbazing? Nederlandse en Oekraïense kinderen liepen zij aan zij achter de voorgangers aan. Kinderen die zich veilig geborgen weten in hun vaderland lopen samen op met leeftijdsgenoten uit oorlogsgebied. Onbewust en onbedoeld beeldden zij heel treffend de dubbele sfeer van Palmzondag uit: net als Jezus worden deze kinderen het ene moment liefdevol omarmd, dan weer met de dood bedreigd. Geen enkele liturgist die dit zo had kunnen bedenken.

 

7 april

Het zal de opmerkzame bloglezer al opgevallen zijn dat ik nog geen enkele melding heb gemaakt van een concreet gesprek, laat staan contact, met een van de vluchtelingen. Dat verwondert mijzelf ook. Belangrijkste reden hiervoor is dat de looproutes van vluchtelingen en leefgemeenschap streng van elkaar gescheiden zijn: er zijn nauwelijks plekken in huis aan te wijzen waar beide groepen bewoners regelmatig langs moeten.

Er is echter nog een andere reden. De enkele keer dat ik toch een vreemdeling tegenkwam in de gangen knikte ik vriendelijk met een groet, maar wendden ze steeds de blik bijna meteen af. Het is geen verlegenheid, denk ik. Ik zie het als een ontzettende gebrokenheid: ze hebben tijd nodig om hun innerlijke houvast terug te vinden. Ze hebben doodsangsten moeten doorstaan, ook vanwege elke vreemdeling die op hun weg komt. Ik zou hen heel graag willen duidelijk maken dat ze niet meer bang moeten zijn, dat ze hier veilig zijn. Maar ik wil hen ook tijd geven om terug tot zichzelf te komen. Het huis waar ik woon is in feite in tweeën gedeeld; de harten van vele bewoners zijn dat ook.

 

4 april

Alarm! Toch veerde vanmiddag om 12 uur geen enkele Nederlander overeind bij het horen van de maandelijkse sirenes. Wel ben ik even gaan kijken op de gang van de vluchtelingen: ze waren gewaarschuwd, dat wist ik, maar toch. Er was inderdaad niemand die de kamer uit kwam gerend, er was geen geschreeuw of paniek. Maar wat ging er om in de harten van de mensen? Riepen de sirenes beelden op? Ik kan me haast niet voorstellen dat dat niet het geval was. En wat gaat er überhaupt in hen om wanneer een brandweerwagen of ziekenwagen loeiend langs rijdt? Is er eigenlijk een plek op aarde te bedenken waar ze rust kunnen vinden? Ze worden altijd ergens mee geconfronteerd: ofwel met de onheilspellende stilte van een verlaten slagveld, ofwel met het gekmakende geloei van opjagende sirenes. De vluchtelingen waren gewaarschuwd voor de maandelijkse sirenes, dat was dan prettig geregeld. Maar hoe regel je hun trauma's?

 

3 april

Toegegeven: het was een gek zicht, die avond. Samen met enkele andere deelnemers aan de zenmeditatie deden we kinhin in de kloostergang: uiterst traag liepen we in een rijtje achter elkaar, behoedzaam elke stap voelend, neerzettend en overhellend naar de volgende stap. Het "slakkentreintje" dat we op die manier met elkaar vormden, stak nogal schril af tegen enkele Oekraïense mensen die ons kruisten richting refter. Ze waren op weg naar dat wat ze een tijdlang veel te weinig of niet hadden gehad: eten. Terwijl wij ons oefenden in innerlijke aandacht en ons richtten op onze kern, zijn zij dagenlang niet zeker geweest van hun lijfsbehoud. Dat is wat oorlog met mensen doet: er blijft geen ruimte meer voor een innerlijk leven, het gebulder van kanonnen eist alle aandacht op. Oorlog doodt vaak ook mensen die in leven blijven: het doodt langzaamaan hun binnenkant. Gelukkig vinden de vluchtelingen in het dominicanenklooster voedsel voor zowel de inwendige als de uitwendige mens.

 

31 maart

Hoewel de nachten nog steeds behoorlijk koud zijn, is het in onze slaapkamer behaaglijk warm. Vreemd, want ik heb niet aan de verwarmingsknop gedraaid. Ik ga slapen in een ontzettend gezellige warmte, dus ik klaag niet, maar snap niet waar het vandaan komt. Tot ik begrijp dat de mensen uit Oekraïne hun kamer graag warm stoken. Ik geniet van hun straling!

Daarmee ervaar ik aan den lijve het warme welkom dat zij hier vinden. Ze hebben alles moeten achterlaten, hebben dagenlang vreselijke kou geleden en vinden eindelijk bij ons - en zovele andere gastgezinnen - een knus, veilig huis waar ze de verwarming naar believen kunnen opendraaien en waar ze naar hartelust kunnen aanschuiven aan tafel. Er blijft nog één vraag over: is het hun warmte die ik voel of de onze? 

 

29 maart

Gisteravond, voor het slapengaan, hoorde ik een paar kamers verderop in de gang iemand huilen. Het was geen luide jammerklacht, er klonk ook geen woede of verbittering in door; het was meer grienen, snikken. Het was heel warm, menselijk, zacht verdrietig zijn. We krijgen in de media vooral de heftige beelden en emoties te zien, maar dit verstilde snikken gaf voor mij nog des te treffender het leed van alle Oekraïeners weer.

En tegelijk confronteerde het me met mijn machteloosheid en mijn drempelvrees. Onze kamer grenst aan de kamers van de vluchtelingen, ik kan zó de gang oplopen. Toen ik het huilen hoorde wou ik recht op de verdrietige vrouw afgaan, haar een knuffel of schouder geven en zeggen dat ik haar verdriet hoor, zeggen dat ze niet alleen is, dat ze veilig is. Ik heb het niet gedaan. Bang voor de taalbarrière, de andere cultuur, het inbreken in iemands privacy? Ik kon het niet. Ik heb "alleen maar" naar haar lijden geluisterd. God ook.

 

28 maart

De vluchtelingen stromen geleidelijk aan binnen, en de rust en stilte waarin dat gebeurt verrast me. Er zit een geöliede machine achter van professionele mensen die weten hoe ze zo'n opvang moeten organiseren: Veiligheidsregio, gemeente, HMO als eigenaar. Achter de schermen is er heel veel overleg, en dat loont. Er worden ontzettend veel mensen ingezet, van poetshulpen over extra bewakers (24/7 aanwezig!) tot en met centrale coördinatoren. De inzet van al die mensen leidt tot een sfeer van rust en regelmaat.

Ik hoef daar met mijn wilde plannen en enthousiasme helemaal niet bovenop te gaan zitten, heb ik het gevoel. Het is goed zo. Alles loopt volgens plan, en het plan werkt. Via de gemeente kunnen nu al heel veel vrijwilligers initiatieven ontwikkelen. De vanouds bekende Nederlandse neiging tot "netjes organiseren" heeft een onvermoed voordeel: mensen in nood van waar ook ter wereld vinden hier een gespreid bedje en een warm bord eten. 

 

25 maart

De rust van het ochtendgebed stond in schril contrast met wat ik na afloop zag toen ik de buitendeur opende: een lange rij mensen, allen met een leeslamp, een luie stoel of een plant in de hand. Zo ongeveer de hele wijk stond voor de deur! Via een app-groep had elke straat van de omgeving een kamer voor vluchtelingen "geadopteerd", dat wil zeggen: elke straat zou zorgen dat "haar" kamer voorzien wordt van alle gezelligheid en comfort.

Tientallen - wellicht honderden - mensen die misschien helemaal niets met God of kerk hebben, gingen nu toch de drempel van een godshuis over vanuit hun bezorgdheid voor hun naaste in nood. Tip voor alle kerkgemeenschappen die kampen met vergrijzing en krimp: Godsliefde en mensenliefde zijn geen twee verschillende dingen. Verzoen beide, en mensen zullen je verstaan. Moeilijker hoeft dat niet te zijn.

 

22 maart

Onze projectleider ter plaatse, Hilde van Werven, heeft mij aangenaam verrast. In De Stentor geeft ze aan waar voor haar de prioriteiten liggen, bijvoorbeeld: de voorbereidingen van de opvang mogen net even wat langer duren, als het maar goed gebeurt. En: we willen de vluchtelingen uiteraard een dak boven het hoofd en de elementaire voorzieningen bieden, maar vooral ... rust. Zij hebben behoefte aan een vredige omgeving, misschien een gebed en alleszins stilte. En dat  is precies waar het dominicanenklooster ook naar streeft: dominicanen weten zich immers geroepen om te verkondigen vanuit contemplatie, beschouwing, overweging. Ik begin steeds meer te geloven dat we de vluchtelingen iets heel moois te bieden hebben.

 

19 maart

Een vooruitziende broeder is zich gaan afvragen hoe we eigenlijk met deze mensen gaan communiceren: velen van hen zullen misschien geen andere taal dan Oekraïens spreken. Daarom heeft hij vast een woordenboek Oekraïens-Nederlands aangeschaft. Toegegeven: er bestaan modernere hulpmiddelen om met anderstaligen te communiceren. Maar ik was geraakt door zijn bezorgdheid om op zijn manier, met zijn middelen, contact te maken met de vluchtelingen.

Bovendien heeft hij de meest gangbare woorden met hun vertaling op een A4-tje gezet ("Tot ziens", "Dank u wel" etc) en op een tafeltje in de broedergang neergelegd. Want het kan toch niet zo zijn dat we straks met onze mond vol tanden staan als we "goededag" willen zeggen?

 

17 maart

De eerste kranen en vrachtwagens denderen onze tuin binnen: bergen zand en materiaal worden aangevoerd om sanitaire units te gaan installeren. Vaak hoorde ik wel over de grote bereidheid van mensen in Nederland om voor Oekraïne aan de slag te gaan, nu zie ik het ook met eigen ogen. De Veiligheidsregio, de gemeente, HMO, de werkers van de technische dienst: allen zijn druk in de weer en draaien overuren om alles op tijd rond te krijgen. Over een paar dagen worden de eerste vluchtelingen verwacht. Vele vrijwilligers van het klooster willen ook een steentje bijdragen: hun namen en ideeën worden nauwkeurig geïnventariseerd, zodat straks alles soepel en gecoördineerd kan verlopen. Er komt een hele machine op gang. Een mooie machine!