Overweging van Anneke Grunder OP, Allerzielen 2 november 2025.
Eerste lezing: Wijsheid 3, 1 - 9
Evangelie: Naar Johannes 17, 24 - 26
Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.
Hier vind je alle overwegingen.
Overweging
Soms hebben onze gestorven dierbaren te lijden onder een lang ziekbed, en krijgen ze te maken met grote ongemakken en met veel pijn. Dat is slecht te verdragen, voor de betrokkene en voor zijn naasten. Dat is lijden en moeilijk om aan te zien. Dan ervaren we de dood niet als een straf, maar als een verlossing, als bevrijding.
Maar soms verliezen we iemand plotseling aan de dood. Dan is er geen kans om goed afscheid te nemen,
Dat is hard, maar we troosten onszelf dan vaak met de gedachte dat hem of haar een lijdensweg bespaard is gebleven.
Maar op zoek naar troost is er meer: we leggen onze geliefden hier in Gods hand, geborgen in zijn warme liefde, een thuis. Of, zoals het boek Wijsheid het zegt:
onmetelijk is het geluk dat onze gestorvenen ten deel valt,
want God heeft hen op de proef gesteld
en hen waardig gekeurd om bij hem te zijn.
Hij heeft hen als goud in een oven gelouterd en zo aanvaard.
Dat is voor velen van ons een troost, waardoor we vrede kunnen hebben met het afscheid.
Is dat waar? Is dat echt zo?
Als iemand een mooi en voltooid leven heeft gehad, hoor ik dat kinderen inderdaad vaak zeggen. Dan is het afscheid voor hen afronding, voltooiing, De cirkel is rond. En dat helpt hen om verder te gaan.
Maar wat als alles niet zo gladjes is verlopen? Of als je de partner bent van de gestorvene? Of als je je kindje voortijdig verliest? Natuurlijk is het vertrouwen dat je geliefde, je kind, in goede handen is ook dan een rustpunt. Maar het neemt de pijn van het verlies niet weg, want wij mensen zijn geschapen voor elkaars geluk. En de dood, hoe ‘dood-gewoon’ die ook is, is daar een grote inbreuk op.. en dat schrijnt.
Een partner verliezen kan voelen als afgesneden worden van hem of haar met wie je zo vergroeid bent geraakt. Een kind verliezen voelt als iets dat niet klopt: je kind is je immers niet gegeven om het voortijdig weer af te staan. Dan is het leven donker.
Die pijn, die verlatenheid en soms ontreddering kan niemand weg nemen. Ze is de achterkant van de medaille van de liefde. Die moeten we leven, niet alleen omdat het niet anders kan, maar ook omdat in die pijn iets moois verborgen ligt, dat, door onze tranen heen, soms even helder oplicht. Op de bodem van het verdriet ligt de liefde die ons verbindt, met onze ouder, onze partner, met ons kind. Ja, inderdaad, tot over de dood heen! Die liefde draagt ons, ze woont in ons en gaat met ons mee, ze laat ons niet los. Ze is het licht in onze duistere momenten van rouw.
Dat zegt Jezus ook uit aan zijn God als hij voor zijn naderende dood staat. Hij zegt:
Ik heb mijn leerlingen uw naam bekendgemaakt
zodat de liefde waarmee U mij liefhad in hen zal zijn en ik in hen.’
Hij vertrouwt erop dat de liefde van onze God in hen en in ons wonen zal en dat daarin ook zijn verbondenheid met ons zal blijven leven.
Wie durft te vertrouwen dat de liefde met hem meegaat, zal niet leven zonder moeite, niet zonder tranen, maar die zal wel zijn veerkracht, haar hoop hervinden. De mens, de partner, het kind dat gestorven is, zal in jou wonen en met je meegaan, waar je ook gaat.
Daarnaast of daarin mogen we God aanwezig weten in ons leven, als de drager van alles, als een licht in het donker, als ons thuis.
Laten we daarom maar van Liefde zingen, laat ons maar de dood weerstaan,
laat ons maar elkaar omringen met de moed om door te gaan.