Inspiratie: "Dat ben ik"

De Pools-Amerikaanse dichter Czesław Miłosz (1911-2004) vraagt zich af: waar kun je bekennen wat je op je hart hebt? De wolken, de wind, de dieren? Zitten vrienden wel te wachten op je ontboezemingen, of toch maar betalen voor een luisterend oor? Misschien dan in de kerk?

Lees hier het gedicht:

Op zekere leeftijd

Wij wilden zonden bekennen en er was niemand aan wie.
De wolken wilden ze niet aanhoren, noch de wind
Die een voor een alle zeeën bezoekt.
Het lukte ons niet de dieren te interesseren.
De honden, ontgoocheld, wachtten op een bevel.
De kat, immoreel als altijd, viel in slaap.
Een persoon, ons schijnbaar genegen,
Was niet geneigd te luisteren naar wat vroeger gebeurd was.
Gesprekken met anderen, bij wodka of koffie,
Hoefden we niet te rekken na het eerste signaal van verveling.
Het zou vernederend geweest zijn een man met diploma
Per uur te betalen voor een luisterend oor.
Kerken. Misschien de kerken. Maar wat daar bekennen?
Dat wij onszelf ooit mooi en edel vonden,
Maar dat later, op deze plaats, een afzichtelijke pad
De dikke spleetogen opent
En men weet: ‘Dat ben ik’…

Bij het kloostercollege met Pieter Versloot bespraken we het gedicht. Voor de één was het herkenbaar, die las het eigen tekortkomen erin terug. Een ander las in de laatste vier regels iets anders. Na de vraag "maar wat daar bekennen?" zouden de laatste vier regels ook kunnen betekenen: tja, in de kerk draai je een standaardriedel af, namelijk dat je zo hoogmoedig en ijdels was en dat dat eigenlijk niet zou moeten. De nederigheid zit er goed ingepeperd, om zo maar te zeggen.

Waar kun jij kwijt wat je écht op je hart hebt? Kerken, misschien de kerken?

 

 

Elke week inspiratie bij de programmareeks Hoor je mij?.