Verkwistende liefde

Overweging van Jozef Essing OP op de 5e zondag van de 40dagentijd, 17 maart 2024

Lezingen: Jeremia 31,31-34 en Marcus 14,1-9

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.

Hier vind je andere overwegingen (en hier de overwegingen tot april 2023).

Overweging

Het is daags voor Pesach,
de dag om stil te staan bij dat moment toentertijd in Egypte
dat de dood overal rondom de Israëlieten toesloeg
en het volk op het punt stond weg te trekken uit dat oord van de dood,
- haast brood etend dat niet de tijd had gehad om te rijzen.
En weer dreigt de dood
in de persoon van hogepriesters, schriftgeleerden en Judas Iskarioth.
En genoemd wordt Simon die genezen was van huidziekte,
opgehaald uit het isolement dat hem voor de samenleving dood maakte.
Kortom: het gaat hier om leven en dood, of liever: om dood en leven.

De plaats waar het zich afspeelt heeft niet zo’n beste naam:
‘Beth-ani’, huis van de arme, oord van een mens in nood
- bepaald geen plek die publiek aantrekt, niet de ‘place to be’.
Maar in de verhalen van Gods volk wil de Eeuwige juist bij de armen zijn
- zij kunnen niet zichzelf redden, zijn niet zichzelf genoeg,
sluiten zich daarom niet af voor die Ene die er voor hen wil zijn.

In dat huis is een maaltijd waar Jezus te gast is
en tijdens dat samenzijn komt een vrouw binnen
- het lijkt of zij als indringster de maaltijd ongepast komt verstoren -
en wat zij doet is voor een aantal gasten ronduit krankzinnig:
een flesje uiterst kostbare nardusolie openbreken en uitgieten.
Niets blijft ervan over - dit gaat alle perken van de redelijkheid te buiten:
er zijn tig manieren om dit kostbare goed beter te besteden,
- hoeveel goede doelen melden zich niet aan!

“Besteed dit kostbare goed aan de armen”, zeggen dan ook enkele gasten
“Dat moet je vooral niet laten”, antwoordt de Heer;
het bijstaan van de medemens kun je niet hoog genoeg schatten.
Maar sta ook stil bij mij, bij het kostbare dat ik belichaam:
laat dat bij je binnenkomen en je aansteken om ook zo te doen.

Wij zijn geneigd ons volgeling zijn van Jezus vooral actief in te vullen: daadwerkelijk mensen bijstaan – in diaconie –
en in tweede instantie daarvoor zijn hulp in te roepen – in de liturgie.
Hier is het of Jezus de volgorde omkeert.
Volgeling zijn van hem vraagt dat je eerst zelf tot je laat doordringen
hoe onvoorstelbaar vrijgevig hij naar jou is.
Vanuit die contemplatie wordt je actie anders.
Denk aan de moed die vele duizenden Russen putten
uit het offer van zijn leven dat Navalny gaf. Even kwamen ze in beweging.
Hij had, hersteld van eerdere vergiftiging, in het buitenland kunnen blijven
maar hij ging terug, wetend dat hij de dood tegemoet ging.
‘Er schuilt kracht in het doen van gerechtigheid’, zei hij tot zijn rechters.

Onze dominicaanse mysticus Eckhart zei – enigszins vrij weergegeven – :
Christelijke liefde is niet je stinkende best doen om goed te zijn, - kijk mij
- maar juist dat ik-moet-goed-zijn loslaten en je daarvan ontledigen
om verstild en in Gelassenheit Gods liefde binnen te laten komen.
Anders gezegd: God niet met je goede bedoelingen voor de voeten lopen
maar Hém in jou de medemens lief laten hebben,
zíjn ogen lenen om die mens naast je te zien zoals Hij die ziet.
Dat is de diepste zin van voortdurend gebed en meditatie:
“Zal God niet zijn Geest geven aan wie Hem aldoor hierom smeken?”
– die Geest van ruimte van hart, van aandacht die verbinding zoekt,
de Geest die als een levensadem door Jezus heenging.

Jezus verbindt de messiaanse zalving van zijn hoofd door de vrouw
met de balseming bij zijn begrafenis. Zou dit niet kunnen betekenen:
Het flesje kostbare nardusbalsum dat breekt en zijn inhoud weggeeft,
wil zijn sterven honoreren, dat ronduit verkwistende liefde is,
de vrijgevigheid van de graankorrel die openbreekt in de aarde, sterft,
om leven te geven aan de opschietende graanhalm
- een ‘er zijn’ dat geen maat kent, een liefde die niet rekent.
Iemand die dat doet: zo’n gast moet je in ere houden;
je kunt hem niet genoeg je te binnen brengen en op je in laten werken
en je zo door hem in beweging laten zetten.
De vrouw die als indringer en verkwister wordt weggezet door gasten,
juist zij laat de zin zien van het samenzijn rond de Heer.
Zíjn vrijgevigheid en háár ontvankelijkheid hiervoor: ze horen bij elkaar,
- in één adem te noemen.

Het is goed hierbij stil te staan in de liturgie,
vooral tijdens de maaltijd des Heren.
Dan kan het binnenkomen in mij, zodat ik doordrongen raak van hem
en het mij in beweging zet:
zodat ‘niet ik leef, maar hij leeft in mij’, zoals Paulus zal schrijven.
Dan gebeurt wat in de eerste lezing gezegd wordt:
de Torah, de richting van mijn leven, wat mij te doen staat
staat nu gegrift in mijzelf, in mijn hoofd en mijn hart.
De diaconie – mijn daadwerkelijke inzet voor mensen in nood –
zal er beslist niet op achteruitgaan!

Dieric Bouts, Christus in het huis van Simon, ca. 1440