Overweging van Corinne van Nistelrooij OP bij de gemeenschappelijke ziekenzegen op vrijdag 16 mei
Lezingen: Lucas 13,10-17
Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.
Hier vind je alle overwegingen.
Het wonder van de aanraking
Ziekte en ouderdom verleggen je horizon. Als je ziek wordt, als je ouder wordt, dan verschuift vaak je perspectief. Waar ooit de toekomst lag verscholen in een oneindig lijkende zee van tijd, verandert je blik in de avond van je leven. Ineens besef je ten volle; mijn leven op aarde is beperkt.
De kromgebogen vrouw in het evangelie was ziek, al 18 jaren zegt het evangelie. Kromgebogen… kennelijk drukte er iets op haar schouders. Misschien kon ze haar ziekte niet dragen? Rechtop staan lukte niet. Al jaren, zegt Lucas, kijkt deze vrouw naar de grond. Haar blik was naar beneden gericht.
Wie haar gestalte op zich in laat werken kan haar herkennen. Want mensen zoals zij kun je altijd en overal tegenkomen. Mensen die niet helemaal rechtop staan, die zich een beetje verschuilen. Die in figuurlijke zin naar de grond kijken. Je zou kunnen zeggen: mensen die hun ware gezicht niet laten zien.
Ik las laatst een gedicht dat voor mijn gevoel zo uit de mond van de kromgebogen vrouw had kunnen komen. Het is een kort gedicht, het heeft negen regels. Het heet: ‘Een jonger vrouw’.
In mij is een jonger vrouw dan ik
met lichter ogen en smaller handen.
Zij staat op kleine gespitste voeten
door mijn ogen naar buiten te zien.
Zij kijkt naar de dagen,
naar licht en naar kleuren,
ziet alles verwonderd, ziet alles heel schoon.
Beiden verlangen we, dat zij kon spreken,
dat zij kon bewegen en leven
en breken
de donkere die om haar woont.
(Ankie Peypers)
Ja, zo iemand moet de kromgebogen vrouw zijn. Het is iemand die niet ver van u en mij afstaat. Die we allemaal bij tijd en wijle ook in onszelf herkennen. Het is een vrouw met iets donkers om zich heen. Een soort tweede huid, die te strak zit, waar ze zich in gevangen voelt.
Lucas vertelt dat Jezus haar ziet. Hij roept haar naar voren. En zegt dan, en dát is essentieel:
‘Ik ben bij je’. En dan legt hij haar de handen op. Hij raakt haar aan met een goedheid die als morgendauw is. Met een belofte van een nieuw begin. Want iemand de handen opleggen, dat is de zegen geven. En zegenen, dat is bevestigen. Uitdrukking geven aan zoiets als: ‘En God zag, dat het goed was’.
En dan wordt die vrouw ineens opgericht. Ze kan rechtop staan. Haar gezicht laten zien. Wat er in het gedicht over ‘een jonger vrouw’ geschreven staat, dat kan hier gebeuren vanmiddag: zij kan weer bewegen en leven en breken met de sombere schim die om haar heen woont. Zij komt tevoorschijn omdat ze weet, voelt, weer ervaart dat ze de weg niet alleen hoeft te gaan. Je zou kunnen zeggen; ze wordt aangeraakt door liefdevolle eeuwigheid.
En dat verandert de zaak volledig. Voor deze vrouw uit het evangelie, maar ook voor ons!
Liefdevolle eeuwigheid…
Dat is dat er iets wordt toegevoegd aan ons te nauwe toekomstperspectief. Dat door Gods aanwezigheid, in en om ons heen, er géén einde komt aan onze tijd. De blik die we kunnen hebben dat door ziekte of ouderdom ons leven beperkt is, verbreedt zich dan.
Ik vergelijk het wel eens met de horizon, met de einder. De einder is de lijn tussen aarde en hemel die op een definitieve eindstreep lijkt, maar het niet is. Naarmate je dichterbij komt, schuift hij op, er is altijd meer ‘horizon’ dan het lijkt. Het houdt nooit op, er is steeds weer een nieuw begin, dat is nu eenmaal kenmerkend voor de einder.
Laten we ons vanmiddag openen voor dat perspectief van die eeuwige einder. Laten we de liefdevolle God vragen om bij ons te blijven in ziekte, in leven, in sterven én in de dood. Zo brengt kwetsbaarheid ons dichter bij ’t geheim van God... En leren we te aanvaarden wat is, mogen we vertrouwen hebben in wat komt, en durven we los te laten wat was. Wetend dat we in leven en dood geborgen zijn in Gods liefdevolle aanraking.