God is daar waar je hem toelaat

Overweging van Jozef Essing OP tijdens de viering op de 14e  zondag door het jaar, 7 juli 2024.

Lezingen: Ezechiël 2,2-5 en Marcus 6, 1-6

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.

Hier vind je andere overwegingen (en hier de overwegingen tot april 2023).

Overweging

Voor het NS-station te Zwolle stond een reeks portretten opgesteld. Steeds twee figuren - een slachtoffer en een hulpverlener - die te maken hebbben gehad met huiselijk geweld. Telkens een ander verhaal eronder; en dan lees je hoezeer we veiligheid nodig hebben in een vertrouwde omgeving en tegelijk hoe kwetsbaar en snel aangetast die geborgenheid is.

Een kind dat anders is dan de andere, karaktertrekken van je partner die je in je verliefdheid niet zag maar waarmee je toch moet dealen: het zijn verschillen die in spanning staan met je eigen behoefte aan overeenkomsten waaraan je herkent dat je bij elkaar hoort. Die behoefte kan zo dwingend worden, en soms gewelddadig, dat zij de eigen ontwikkeling van de ander in de weg staat. Juist in een familiekring, in een intieme gemeenschap is het moeilijk te accepteren dat de ander anders is; zodat verschil je kan verruimen. Waar dit niet gebeurt gaat de een de ander negeren of - in woord, of erger in daad - geweld gebruiken.

De galerij voor station Zwolle brengt ons dichtbij het evangelie vandaag. Jezus’ dorpsgenoten horen en zien hem dingen zeggen en doen die zij niet van elkaar gewend zijn. Commentaar blijft niet uit. “Hij is een van ons; laat hij zich gedragen als een van ons; Hij is timmerman. Dat hij zoals wij bij zijn vak blijft. Wat verbeeldt hij zich; hij moet niet denken dat hij meer is dan wij."

Dan daarop zijn antwoord: “Een profeet wordt nergens miskend, behalve in zijn eigen stad, bij zijn verwanten en in zijn eigen kring.”

Jezus noemt zich een profeet. Henri Nouwen zegt van zo iemand:

Hij is niet ongevoelig voor wat de mensen beweegt,
maar geeft aan hun noden een andere zin
door ze te toetsen aan een visioen dat hij voor ogen heeft.
Hij put zijn krachten uit een sterke bron die hun ontgaat.

Dat maakt zijn bestaan in eigen kring niet aangenaam. Omdat hij anders kijkt naar zaken die daar het zwaarst tellen, voelt men afstand; zijn bestaan alleen al wordt een kritische vraag. En dat wekt weerstand. Hij rammelt aan de zekerheden van mensen.

Zo moet Ezechiël - eerste lezing - zijn volksgenoten aanspreken: hun godsdienst is dienst geworden aan goden van rijkdom en macht waarbij alleen het belang van eigen persoon en eigen kring telt. Dat is ontrouw aan God die zich de pijn aantrekt van anderen die lijden onder die machtswellust en bezitsdrang.

Is het vandaag zoveel anders, daar waar godsdienst misbruikt wordt om het eigen gelijk boven elke discussie te stellen – door kreten als “God heeft dit land aan óns gegeven, niet aan anderen”, “God staat aan onze kant. Ten strijde tegen het goddeloze Westen!”

Het moge duidelijk zijn: Jezus komt niet om de eigen kring te pleasen maar om een ándere wereld te laten zien en in te brengen, niet om godsdienst een verlengstuk te laten zijn van jóuw ambities, van de belangen van je groep, van je zucht naar macht, maar andersom: dat dienst aan God jou uit je eigen kringetje trekt. En dat wordt niet in dank afgenomen, zeker niet door eigen mensen. Dat krijgt Ezechiël verderop te horen. En Jezus bevestigt dit.

Hij kon weinig door hun ongeloof. Hij stond verwonderd, zo staat er.

Nergens zo sterk als in het evangelie van vandaag wordt verwoord hoe Jezus’ invloed afhankelijk is van het geloof van zijn toehoorders. Dat kan teleurstellend klinken: is zijn macht over het kwaad beperkt? Maar - en dat wordt minstens zo sterk onderstreept in dit evangelie - zoals ongeloof zijn kracht afstoot, zo trekt geloof die kracht aan.

Dat zien we bij de vrouw die lijdt aan vloeiingen die niet ophouden, en die - tussen het gedrang van velen in die tegen hem aanduwen - hem écht raakt door haar geloof, haar ontvankelijk vertrouwen. Zo sterk dat het wel lijkt of het geloof krachten uit Jezus trekt:

Hij voelde dat een kracht van hem uitging, wordt verderop verteld.

Dat is een opsteker van jewelste voor de kracht van het geloof - niet als krachtpatserij maar als ontvankelijkheid die aantrekt. Het ontvankelijke vertrouwen van de gelovige doet hem iets! Nergens sterker geldt de wijze opmerking van een rabbi ooit: God is daar waar je hem toelaat. God dringt zich niet op.

Daarom: durf in geloof je te wagen aan hem, die man uit Nazareth.
Vertrouw je aan hem toe, aan de Bron waaruit hij zijn kracht put.
Laat je niet opsluiten in je kring, je schijnbare veiligheid.
Durf je los te maken van kwalijke gewoontes van je omgeving.
Laat als kerkgemeente zien hoe je anders met elkaar kunt omgaan.
Durf in deze wereld te staan vanuit evangelische waarden, dat is:
durven geven voor de goede zaak, in plaats van bang vasthouden.
En als schrik voor de mogelijke gevolgen je om het hart slaat,
bid dan: “Heer, ik geloof. Kom mijn ongeloof te hulp”