Geroepen om te verkondigen

Overweging van Jozef Essing OP op de 25e zondag van het jaar, 22 september 2024, de dag waarop Jozef Essing OP en Wijbe Fransen OP hun jubilea vierden.

Lezingen: Jesaja 49,9-11, 2 Timotheüs 4,1-5 en Marcus 8, 27-35

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.

Hier vind je andere overwegingen.

Overweging

Als ik u zou vragen: wat is de boodschap van paus Franciscus aan onze wereld, ik wed dat u direct een antwoord kunt geven. Want hij praat en niet enkel over, hij laat het ook zien: gehandicapten krijgen een dikke knuffel vluchtelingen vastgehouden op een eiland aan de rand van Europa bezoekt hij. Hij vraagt aandacht voor mensen die we niet opmerken of liever niet zien.

 Zo gaat het ook in het evangelie.

Jezus is met zijn leerlingen in retraite – periode van afzondering en bezinning- naar wát zijn ze eigenlijk op weg, waar moet het heen, waar gaan ze voor? De leerlingen ruziën wie de belangrijkste is , wie het voor het zeggen zal hebben wie de meest overtuigende visie heeft, het meest leiderschap toont.

En wat doet Jezus? Hij geeft wat je noemt aanschouwelijk onderricht: hij neemt een klein kind op, onmondig, zwak, ongeschoold en onervaren, een blaag; en hij omhelst het: hij vereenzelvigt zich ermee. Voor hem laat dit kind zien wie de grootste en belangrijkste is, wat de kostbaarste inbreng is in onze wereld.

Hoezo? Telt ervaring niet? Brengen onderwijs en training de mens van de wijs? Moet je alles wat een kind zegt en doet met luid applaus begroeten? Nee, Jezus maakt zichtbaar wat in het gedrang om de beste plaats uit het zicht verdwijnt en ook in ons eigen bestaan verloren raakt: het kind dat schreit en lacht, hunkert naar warmte en geniet van een knuffel; dat zich niet groot houdt, zijn verlangen open en bloot laat zien.

Waar de leerlingen gaan voor presteren en en zichzelf promoten, komt in het kind iets anders boven: kwetsbaarheid tonen, kunnen ontvangen. Dat omarmt Jezus: daarin herkent hij zich; daarmee vereenzelvigt hij zich. Wie kwetsbaar en ontvankelijk kan zijn, die gaat in de komende wereld voorop. - wie “het koninkrijk kan ontvangen als een kind”, zo zal Jezus later zeggen.

Hijzelf gaat daarin tot het uiterste - het begin van het evangelie zegt het - : in de hulpeloosheid van het uitgeleverd zijn en gedood worden, aan het kruis. Daar wordt het ego teniet gedaan dat zich groot maakt ten koste van anderen om plaats te maken voor totale overgave en ontvankelijkheid die zichzelf uit handen geeft: “Vader, in uw handen leg ik mijn leven”. Daarin gaat hij voor. Dat is het leiderschap dat hij toont. Dan wordt hij helemaal Mensenzoon: een ‘mensenkind’, solidair in lief en leed en tegelijk een hemelse voorvechter van de mens ‘verschijnend op de wolken’. Door het een wordt hij het ander, niet omdat hij zichzelf omhoog werkt, maar omdat hij door God zijn Vader wordt opgetild en aan het hart gedrukt

Leven van de ontvankelijkheid,  dat betekent luisteren, je laten gezeggen, de woorden van een ander laten wegen in plaats van ze weg te praten. Het betekent ook je openen naar God toe, je kaarten openleggen. Niet alleen het mooie laten zien waarover je tevreden bent, maar ook het ongeregelde in je, verlammend verdriet, wilde woede of begeerte. Als je zo bidt, kan het een wonderlijke rust geven. Het is er allemaal wel, maar niet langer overweldigend, het is opgenomen in een grote ruimte – ruimte voor mij, ook in deze toestand. Ik wordt niet bekeken naar mijn presteren maar naar mijn pogen, niet vastgelegd in een oordeel, maar gezien als in de maak, in proces. Ik kom in een ander licht te staan. En daarmee ook de ander: in datzelfde licht. Het dringt tot me door hoe God de zon elke dag opnieuw laat opgaan over mij en dat helpt mij om dat ook een ander te gunnen met wie ik moeite heb of naar mensen te gaan die ik liever ontwijk - in rouw, doodziek, verwaarloosd.

Mooie woorden. “Hebben jullie daar zelf iets van gemerkt”, hoor ik u zeggen - in de zestig jaar dat u zich als priester toewijdt aan uw mensen, in de zeventig jaar professie waarin u verbonden bent met de predikbroeders?

Wijbe heeft mogen meewerken aan een omschakeling: van een parochie waar mensen onderdanig zijn aan de pastoor die het voor het zeggen heeft, naar een gemeenschap waar mondige personen met elkaar in gesprek zijn, bewust van hun eigen waardigheid en inbreng. Een grote verandering in een gebied waar in het verleden onderhorigheid en slavernij heerste! Mogen meemaken hoe mensen elkaar helpen en zich laten helpen, en wat er kan gebeuren wanneer men zich opent voor elkaar. Ter sprake komt niet wat ik allemaal doe, in regie neem, maar wat het mij doet en mij verandert.

Een van de mooiste momenten in zulke gespreksgroepen, zo vertelde hij eens, was toen een man bekende hoe hij van zijn drugsverslaving was afgekomen. ‘Ik keek in de ogen van mijn pasgeboren kind; en toen – bam! – als een inslag: “Nu stoppen”. Het was of die oogjes vroegen: Wil je echt vader voor me zijn? Over ontvankelijkheid gesproken … wat een kracht schuilt erin …

Zelf heb ik dit het sterkst ondervonden bij een medebroeder die op sterven lag, We waren op weg naar de kapel voor het ochtendgebed toen we bericht kregen. Met meenemen van de gezangboeken maakten we rechtsomkeert, naar zijn kamer waar we de psalmen zongen en de schiftlezing hoorden. Aan het einde van de lofzang - over de ‘dageraad die over ons opgaat’ - zagen we door de grote ramen van zijn kamer de zon opgaan over de overstroomde uiterwaarden achter de dijk; en juist op dat moment blies onze medebroeder de laatste adem uit. Nooit heb ik zo sterk de band van onze broederschap ervaren. We deelden in de onmacht - zoals het begonnen is zo eindigt het leven hier - en werden opgenomen in een grote ruimte van mededogen en barmhartigheid. Dan valt alles weg wat broederschap kan storen, zoals rivaliteit, de neiging om de eigen haan koning te laten kraaien...

Dan komt het kind terug dat schreit en lacht, hunkert naar geborgenheid; ontvankelijk is voor het koninkrijk.