Geloven in geven en nemen

Overweging van Corrine van Nistelrooij OP in de viering op de 3e zondag van Pasen, 14 april 2024

Lezingen: Handelingen van de Apostelen 3: 13-15. 17–19 en Lucas, 24, 35 - 48

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.

Hier vind je andere overwegingen (en hier de overwegingen tot april 2023).

OVERWEGING

Vandaag horen we in het evangelie een bijzonder verhaal. De verrezen Christus krijgt een geroosterde vis te eten. Dat roept vraagtekens op denk ik! Ik stel voor om de evangelietekst eens samen te gaan proeven. Wat geeft de tekst ons en wat durven we ook werkelijk aan te nemen?

In deze tekst van Lucas twijfelen de leerlingen aan wat ze zien. Ze schrikken, ze zijn verbijsterd, zo staat er. Hier worden wij als lezers meteen wakker geschud. Als je schrikt slaat je hart even over,
je houdt even je adem in en wrijft je ogen nog es uit: hoor of zie ik dat nu goed? Er is iets bijzonders aan de hand!
De verrezen Jezus zegt in het evangelie tegen zijn geschrokken leerlingen: ‘waarom zijn jullie zo ontzet? Kijk naar me. Zie mijn gewonde handen en voeten. Raak me aan’. Maar de verschijning van de Jezus de Verrezene is zo ongelooflijk voor de leerlingen. Ze durven bijna niet te kijken! Zijn verschijning roept tegenstrijdige gevoelens bij hen op: opwinding, blijdschap aan de ene kant. Maar ook angst, twijfel en ongeloof. De verrezen Heer is blijkbaar niet te zien met gewone ogen!
Toch wordt Jezus in dit verschijningsverhaal heel concreet en lichamelijk voorgesteld. Hij is aanwezig met lijf en leden. Hij nodigt zijn leerlingen er toe uit Hem te voelen. Kan het lichamelijker?

Hoewel de leerlingen aanvankelijk meenden een geest te zien, toont de schrijver Lucas ons dat het niet gaat om een hallucinatie. Integendeel! Het geloof wil ons niet binnen leiden in een waan- of droomwereld. Het gaat juist om heel concrete zaken, zo lijkt Lucas ons te zeggen.
En Jezus stelt dan ook een gewone alledaagse vraag: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’. En ze gaven hem een stuk geroosterde vis, Hij nam het aan en voor hun ogen eet hij het op. In die simpele vraag, “Hebben jullie iets te eten?”, ligt heel het mysterie van verbondenheid en verlangen naar herkenning.

Ik zou zeggen: hier gebeurt het! Er wordt iets gevraagd, er wordt iets gegeven…. en het wordt aangenomen. Vragen, geven en nemen zijn wezenlijk in een relatie. Van levensbelang! Het zijn de instrumenten van de aandacht, van de vriendschap, van de liefde. Het is het materiaal waarmee God werkt zouden we kunnen zeggen.
Als je iets durft te vragen aan een ander, stel je je kwetsbaar op. Je laat je zogezegd in je hart kijken.
Door te geven kun je een ander laten merken dat je hem of haar ziet en hoort. En als je iets ontvangt van de ander, iets wat je echt nodig hebt, kun je je heel diep gezien voelen.
Om te durven vragen, om te durven geven én om te ontvangen is moed nodig. Misschien wel méér dan we in eerste instantie denken. Moed… én geloof is nodig. Geloof in jezelf, geloof in het leven
vertrouwen in de ander, vertrouwen op de Eeuwige.

Maar hier zit ons gepantserde hart ons vaak in de weg. We denken het wel alleen te kunnen, we kunnen wel zonder hulp en denken: wat ik nodig heb, is er toch niet. En zo vragen we niets, aan niemand. Of we zijn te vaak beschadigd en durven niet meer te geven, laat staat te ontvangen. En dan komen we met allerlei uitvluchten en maken onszelf wijs dat de liefde toch niet voor ons is weggelegd, dat we het niet nodig hebben. Maar de dynamiek van vragen, geven en werkelijk kunnen ontvangen is een soort heilige uitruil, een wisselwerking die doet léven!

Ik denk dat dat de kern is van de lezing van vandaag. Als we meewerken, ons overgeven aan die heilige wisselwerking van geven en nemen tussen God en mens en mensen onderling, dan delen we in het mysterie van ons geloof.

Jezus vroeg gewoon om iets te eten, de leerlingen gaven een stuk vis en hij nam het aan. Een vis, die later, door de eeuwen heen een van de christelijke symbolen geworden is. Het Griekse woord, voor vis, is ichtus. En de letters van het woord ichtus, zijn ook de beginletters van de erenamen van Jezus:
Jezus Christus, Zoon van God, Verlosser. Het moge duidelijk zijn dat die vis door de evangelist Lucas niet zomaar gekozen is.

Nu terug naar de concrete beelden van het evangelie van vandaag. Er wordt gesproken en gegeten. Hoe levensecht wil je het hebben? Het is duidelijk, Lucas leert ons: Christus leeft! Zijn vrede en zijn liefde zijn om ons heen.
Het geloof wil ons concrete ogen en oren in ons hart geven. Wil ons laten zien dat vragen, geven en nemen er toe doen. Dat ze letterlijk levengevend zijn!
Jezus beklemtoont daarmee de continuïteit tussen zijn aardse en hemelse gestalte: Hij is en blijft dezelfde persoon. Voor en na zijn dood.
En aarzelend, op de tast, zien de leerlingen dan in Jezus iemand die ook na zijn dood actief met hen bezig blijft. Ze ervaren dat hij met hen in gesprek treedt. Dat Hij hen uitzendt en moed geeft. Dat Hij dichterbij is dan ze durven dromen. En langzaam maar zeker komen zij tot geloof in Hem. En langzaam maar zeker wordt iets van het mysterie van Pasen ook bij ons duidelijker. Vragen, geven en nemen. Hoe is dat voor u? Voor jou? Wat zou jij op dit moment in je leven aan je naaste, aan God, willen vragen? Wat heb je werkelijk nodig? En wat zou jij het liefst geven? Ann wie?
Laten we daar maar even bij stil zijn. Opdat Christus ook in ons hart tot leven kan komen.