Feest van de Heilige Dominicus

Overweging van René Dinklo OP bij het feest van de Heilige Dominicus, 11 augustus 2024

Lezingen: boek 1 Koningen 19, 4 -8 en Johannes 6, 41 - 51 

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.

Hier vind je andere overwegingen (en hier de overwegingen tot april 2023).

Overweging

Graan behoort al vele eeuwen tot de basis van ons voedsel althans in onze cultuur. Je hebt natuurlijk ook culturen waar rijst de basis van het voedsel vormt. Zelf vind in het adembenemend mooi als ik bij het klooster waar ik woon in het heuvellandschap van Berg en Dal, tussen de graanvelden doorloop waar ook klaprozen en korenbloemen bloeien. Daarnaast wordt de geur van versgebakken brood terecht gerekend tot één van de lekkerste geuren. Tegelijkertijd moet het simpele brood aan populariteit inboeten. Wie gaat er nog met een paar belegde boterhammen als lunchpakket naar zijn werk of naar school? Het basisbrood maakt plaats voor een wrap of een pizzapunt. Tegelijkertijd weten we dat een brood, een volkoren brood, zeer veel gezonde elementen bevatten die we nodig hebben.
In bijbelverhalen worden vaak voorbeelden gebruikt uit het leven van alledag. Als brood een belangrijk deel van het voedsel is, dan is het niet verwonderlijk dat brood in die verhalen vaak een rol speelt. En dat gebeurt zeker in de schriftlezingen van vandaag.
In het verhaal over Elia speelt brood de rol van voedsel voor onderweg. Je kunt het vergelijken met het brood dat de Eeuwige uit de hemel liet neerdalen voor zijn volk onderweg in de woestijn, het brood dat we beter kennen als manna. Maar brood in de bijbel is niet alleen maar brood. Brood staat ook voor het woord van God. Voor een fysieke reis heb je voldoende voedsel nodig, brood voor onderweg. Maar ook voor een spirituele reis, heb je voldoende voedsel nodig. Voedsel uit de hemel, brood dat God ons geeft.
We zien dit nog duidelijker in het evangelieverhaal. Jezus zegt daarin: ‘Ik ben het levende brood dat uit de hemel is neergedaald.’ Zijn toehoorders begrijpen wel dat hij brood in overdrachtelijke zin bedoelt, maar ze begrijpen niet dat Jezus dat zegt. Ze kunnen niet de gedachtesprong maken dat Jezus naast zoon van Maria en Jozef, ook ‘uit God’ is. Ze blijven hangen in de aardse Jezus. Ze zien naar het uiterlijk en naar het wereldse, en geloven niet.
Ik zei eerder dat brood ook staat voor het woord van God. Als Jezus over zichzelf zegt dat hij het levende brood is, dan zegt hij daarmee dat hij het vleesgeworden woord van God is.

Vandaag vieren we het feest van Dominicus, de stichter van de orde van de dominicanen. Ook over hem zijn verhalen bekend over voedsel. Bij de lezingen van deze zondag vind ik het toepasselijk om te herinneren aan het wonder van de broden in Santa Maria della Mascarella in Bologna, Italië.
De dominicanenorde behoort tot de zogenaamde bedelorden. Dominicanen hadden en hebben geen abdijen met eigen landerijen. Dominicanen voorzagen zichzelf van voedsel door zoals dat zo mooi heette ‘termijn te lopen.’ Dominicanen vroegen om voedsel bij bijvoorbeeld boerderijen of ze kregen voedsel aangeboden. Op een zekere dag, toen het bedelen niets had opgeleverd, liet Dominicus toch de broeders aan tafel komen. De tafelgebeden werden gezegd, maar de tafel was leeg. Ineens traden twee jongemannen de refter, de eetzaal van het klooster, binnen en begonnen aan alle broeders brood uit te delen.
Dit verhaal is opgetekend door ooggetuige broeder Buonviso en kunstzinnig verbeeld als een schildering op planken van de reftertafel waarop het wonder geschiedde.

Wat opvalt is het grote contrast tussen Elia en Dominicus. Voor Elia is het allemaal teveel geworden. Hij heeft niet meer de moed om het leven op te pakken. Het is hem goed als hij sterft in de woestijn onder de bremstruik. Je zou kunnen zeggen dat Elia in een totale crisis zit. Hij is zo depressief geworden dat zelfs zijn geloof hem geen kracht meer kan geven. Dominicus daarentegen is een optimist, die erop bleef vertrouwen dat het goed zou komen. Ook al is de tafel leeg, we beginnen gewoon met de gebeden en we mogen een rotsvast vertrouwen hebben dat er links- of rechtsom voedsel op tafel komt. En zo geschiedde.

Twee elementen uit deze drie verhalen wil ik onder jullie aandacht brengen. Het gaat telkens om brood, maar hieraan vooraf gaat een gevoel van honger. Elia legde zich moedeloos te neer. Hij had een gebrek aan energie, maar hij komt in beweging als hem vers gebakken koek wordt aangereikt. Hij heeft dus een gevoel van honger. In hem leeft het gevoel dat zijn taak er nog niet op zit en dat hij verder moet. Het broodwonder van Dominicus vindt pas plaats wanneer de broeders aan tafel gaan, dus trek hebben in eten wat er nog niet is. En bij Jezus gaat het fout wanneer de mensen in hem niet het levende brood herkennen dat uit de hemel is neergedaald. Het gaat dus fout wanneer die honger naar het brood uit de hemel er niet is.
Het tweede belangrijk element is, dat het niet alleen aan ons is. Bij Elia verschijnt er een engel, een reddende engel. Bij Dominicus en zijn broeders verschijnen er twee jongemannen (engelen?) en bij Jezus? Jezus zegt nadrukkelijk: ‘Toch kan niemand bij mij komen, tenzij de Vader die mij gezonden heeft hem bij me brengt.’ Het is dus de Vader die mensen tot zich trekt.

Hoe zal ik dit concreet naar ons in het hier en nu vertalen?

Het gaat ten eerste om het herkennen van een spirituele honger bij onszelf. Het vraagt om tijdnemen om na te denken, te mijmeren over belangrijke levensvragen, over de zin van ons leven. Je laten voeden door gebed, lezen van spirituele geschriften, de kerk bezoeken, het gesprek met mensen aan te gaan op een dieper niveau.
De maatschappij wordt steeds veeleisender. Creëren we voldoende tijd om te realiseren dat er een spirituele honger bij onszelf te herkennen valt?
Het tweede is om goed voor ogen te houden dat het geloven niet alleen iets is dat bij ons ligt. We mogen God zoeken, maar God roept ons ook. We mogen hongeren naar het geestelijke brood, maar God reikt ons ook het geestelijke brood aan. Dit kunnen we alleen zien als we kijken met gelovige ogen.

Ten diepste gaat het om de verbintenis tussen jezelf als gelovig mens met God èn God met ons, een wederzijdse verbintenis dus. En wat er in die verbinding tot stand komt, heeft eeuwigheidswaarde. Dat blijft bestaan over onze grenzen van tijd en ruimte heen.

Zusters en broeders,
Ik wens ons op onze eigen spirituele levensreis veel voedzaam spiritueel brood toe. Brood dat tijd nodig heeft om te verteren, niet de snelle hap. Want in dat voedzame spirituele brood, daar zit onnoemlijk veel in.