Dat ze allen één zijn

Overweging van Anneke Grunder OP op de zevende zondag van Pasen, 21 mei 2023.

Lezingen: Handelingen 1,12-14 en Johannes 17,1-11a

 

De leerlingen voelen zich verweesd. Ze zijn hun leidsman kwijt en ervaren nog niet hoezeer Jezus’ Geest in hen woont en hen naar buiten zal drijven. Het is de ervaring van verlies en verdriet van velen van ons als een dierbare, een partner, een ouder, een goede vriend is gestorven. Zo herkenbaar.

De leerlingen zijn naar de Olijfberg gegaan,  de plaats waar ze voor het laatst met Jezus samen waren. De plaats waar de pijn om het afscheid van Jezus ruimte moet gaan maken voor de komst van de Geest, de helper en inspirator. Maar die Geest laat zich niet commanderen of opvragen: de leerlingen moeten, wachten, verstilling zoeken, durven loslaten, net als wij in periodes van verdriet. Wie weg rent voor pijn of wil vasthouden wat niet meer is hervindt immers maar moeilijk nieuwe geestkracht.

Ze trekken zich daarom in hun huis terug, in de ’bovenkamer’. Dat is meer dan een bovenverdieping, Het is beeld van ons leven met de Eeuwige, die ‘in den hoge’ woont. Daar, in de sfeer van meditatie en gebed moeten ze wachten, rustig en saamhorig, want alleen samen komen ze deze crisis te boven. En die saamhorigheid vergt aandacht voor ieder persoonlijk. Daarom worden juist hier – en niet op het Pinksterfeest de namen van alle elf overgebleven apostelen genoemd. Nee, makkelijk is dat niet, het vergt aanvaarding en begrip, gebed en uithoudingvermogen, stil wachten.

Het is wat heftig om onze situatie van nu met hen te vergelijken. Het verlies van de mens die je leidt en zo dierbaar is van een andere orde dan de situatie waarin wij zitten. Maar er zijn wel overeenkomsten: Ook wij moeten het vertrouwde loslaten en zullen dingen missen: het idee dat het klooster van ons is bijvoorbeeld. Dat is niet meer zo. Anderen hebben de leiding en gaan wellicht dingen anders doen dan wij zouden kiezen… Door de afsluitingen moeten we liturgisch aanpassingen doen. Het aantal ruimtes die we kunnen gebruiken tijdens de verbouwing wordt kleiner. We zullen  creatieve oplossingen moeten vinden om elkaar te ontmoeten. Het is goed dat op ons in te laten werken, niet zwaarder dan nodig is. Maar toch.

En dan is het van groot belang dat ook wij elkaar aanzien. Dat we elkaar in onze ‘rouw’ en in wie we nu zijn zien staan en ook de mensen die nu de verbouwing regelen zien staan als medemensen die vanuit een andere positie met ons hetzelfde doel hebben: dit klooster toekomst te geven! Zo wordt voor ons – net als voor de leerlingen deze overgangstijd  van een last tot een kans op spirituele groei én groei in verbondenheid. Jezus, de mens van God, gaat ons in het evangelie voor in dat loslaten én verbonden zijn!

Maar daarbij hebben we wel een paar hobbels te nemen! Het speelt al direct in die openingszin: ‘Toon nu de grootheid van uw Zoon, dan zal de Zoon uw grootheid tonen’. Je zou dat kunnen verstaan als een loftuiting op zichzelf. Maar dat past niet bij de dienende houding van Jezus. Het is daarom goed te weten dat Jezus dit gebed bidt tijdens het laatste avondmaal met zijn leerlingen. Jezus weet dat hij vlak voor zijn dood staat en zijn leven en werk uit handen moet geven. Deze bede wordt dan een vraag aan de Eeuwige om achter hem te gaan staan. Je kunt het Griekse en Hebreeuwse woord  ook vertalen met: ‘geef mij gewicht, opdat ik u gewicht geve’. Jezus bidt dus dat zijn werk in God betekenis mag krijgen, zinvol mag blijken en voltooid mag worden, over zijn dood heen. Hij vertrouwt daarop vanwege de intense band tussen hem en de Vader. Dat is voor hem belangrijk, want  - zo  dankt Jezus -  ‘U hebt me de macht gegeven om eeuwig leven te schenken’.

Weer zo’n woord dat misverstand oproept: eeuwig leven. Dat is geen tijdsbegrip. Het betekent niet: ‘leven voor altijd’, maar  ‘leven met God’, buiten de tijd, verbonden met de Liefdevolle, de Barmhartige.

Jezus gunt zijn mensen dus het geluk dat hem ten deel valt: te leven vanuit Gods liefde. De inzet daarvoor legt hij hier terug in Gods hand, opdat de Eeuwige aan allen voltooit wat hij in Hem begonnen is. Daarmee is Jezus niet op zichzelf, maar op zijn naasten gericht! Hij ziet zijn leerlingen als een geschenk van Godswege! En dat is begrijpelijk, want wie God zijn vader noemt, maakt andere mensen tot zijn broers en zussen. Jezus heeft dat geleefd en ziet op dit moment de kracht van zijn leerlingen oplichten: zij hebben Gods woord bewaard en Jezus als zijn gezondene herkend. Hij steekt de loftrompet over hèn! En hij wenst zijn leerlingen, nu hij naar zijn vader terugkeert: ’dat zij, wij  in de wereld van Gods wereld mogen getuigen in hun leven en verkondiging en in ons handelen in die wereld.

Ik bid ons allen toe dat, nu er rouw is om een tijd die achter ons ligt, nu we los moeten laten wat was, en nog niet weten wat komt, de kracht van de geest mag vrijkomen die ons optilt boven onszelf en die ons hechter aan elkaar verbindt dan ooit tevoren.

Dat uit de leegte veerkracht en geestdrift mag loskomen zodat er zo over een paar jaar niet alleen een vernieuwd klooster staat, maar ook een gemeenschap met nieuwe bezieling. Een gemeenschap die weet waar het ten diepste om gaat: een wereld die goed is, rechtvaardig, zorgzaam en trouw, de wereld van God.

Dat door de langzame gang en het stille wachten niet alleen in de leerlingen toen, maar ook in ons nu de Geest in ons zal opleven, die ons inspireert tot nieuwe dingen en creatieve oplossingen, tot mildheid, wijsheid en geduld, tot zachtmoedigheid en trouw. Dat de Geest mag gaan waaien, kome wat komt.


Inscriptie boven een portaal van de Dom van Speyer (Duitsland): 'Ut unum sint' (vertaald: 'Dat allen één mogen zijn')

 

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.

Andere overwegingen vind je op de pagina 'inspiratie'.
Overwegingen van vóór april 2023 vind je hier