'Vroom en vrijzinnig' - Afscheidsinterview met Susanne de Jong-Tennekes

Susanne de Jong-Tennekes heeft ruim vijftien jaar als programmamaker gewerkt voor het Dominicanenklooster. Ze verruilt dat werk voor een nieuwe baan als geestelijk verzorger, naast het opbouwen van haar eigen haptotherapie-praktijk. Op 14 november nam ze afscheid van collega’s en anderen met wie ze heeft samengewerkt. In dit interview blikt ze terug op haar tijd in Zwolle.

Zeg Susanne, laten we eens teruggaan naar het begin – meer dan vijftien jaren geleden. Hoe kwam je hier?

Verschillende mensen in mijn omgeving wezen me op de vacature bij het klooster. Ik was werkzaam als predikant, maar wilde eigenlijk iets anders. Hier zou ik volop met theologie, spiritualiteit en geloof bezig kunnen blijven op een manier die bij mij past.

Ik was als protestant al met de jezuïeten in aanraking gekomen. In mijn studietijd was ik betrokken bij het Ignatiushuis in Amsterdam. Één ervaring was bijzonder indrukwekkend: een wandeltocht van Lourdes naar Loyola. Daar ervoer ik in de gezamenlijke momenten – het was een groot internationaal gezelschap – hoe indrukwekkend stilte kan zijn. Weer terug thuis zijn we met een groepje doorgegaan in gespreks- en meditatieavonden die ik mede vormgaf. Daar heb ik trouwens Huub Tuin al leren kennen.

Toen ik de vacature bij het Dominicanenklooster las, was ik dus al snel geïnteresseerd. Hier kon ik cursussen en andere studieuze activiteiten vormgeven. Juist dat dominicaanse studieuze sprak me aan! Ik werd als theoloog aangenomen om dat studieuze weer iets steviger vorm te geven. Tien jaar heb ik het studiehuis – de vorming van bewoners, medewerkers, bestuurders, vrijwilligers – mede vorm gegeven. Prachtige jaren!

Zo verdiepten we ons bijvoorbeeld in predikers elders, die tot voorbeeld kunnen zijn. Evert van den Berg kwam met James MacMillan, de componist die lekendominicaan is. We hebben ons in zijn muziek verdiept, en hem later, toen de orde 800 jaar bestond, laten uitnodigen. Dat is toen een bijzonder korenfestival geworden, georganiseerd door Frans van Oosten en anderen.

Dat soort cursussen organiseerde ik. Verschillende keren heb ik ook geprobeerd om bibliodans en bibliodrama te integreren in het programma, maar dat heeft eigenlijk nooit een vaste plek gekregen. Jammer vond ik dat, want meer en meer had ik de waarde ontdekt van lichamelijke studie, om het zo maar te zeggen. Het lichamelijke en zintuiglijke heb ik gelukkig kunnen inbrengen in allerlei meditatieve programma’s die ik ontwikkeld heb.

Wat zijn hoogtepunten geweest voor jou?

Nu ik er zo over praat en nadenk, zijn dat programma’s die zich vaak op de grens bewegen van het kerkelijke en waarin, ik noemde het al, ruimte is voor lichamelijkheid en zintuiglijkheid.

Allereerst denk ik aan een project rond Allerzielen, waarin bezoekers allerlei delen van het klooster konden bezoeken om stil te staan bij verlies, gemis en afscheid. In het koor werd gezongen door het Zwols Vocaal Ensemble, visueel begeleid door een speciaal voor de gelegenheid gemaakte stopmotionfilm. Verder waren er gedichten te beluisteren en konden bezoekers zelf aan de slag met het schrijven over verlies. Een kerkelijke dag als aanleiding, maar dan breder vormgegeven, met kunstenaars en bezoekers samen. 

Ook kijk ik heel positief terug op een reeks over mindfulness en christelijke meditatie. Er was veel belangstelling voor, en de samenwerking was fijn. Met deelnemers probeerden we het uit: mindfulness en christelijke meditatie. En we vroegen ons samen af: wat doen beide vormen met je, waar overlappen ze, waar verschillen ze? Weer zo’n belichaamd onderzoek naar spiritualiteit. Niet: dit is goed en dat is fout, maar ga het gewoon maar eens proberen.

Een derde voorbeeld zijn de cursussen over Eckhart, met Evert van den Berg. Daar ervoer ik wat de slogan van het Thomashuis – ‘Denken met je hart’ – kan betekenen. Een typisch dominicaans programma wat mij betreft: het bestuderen van, in dit geval, best abstracte of ontoegankelijke teksten, maar samen ontdekken wat je erin raakt. Bestuderen, beschouwen, door je heen laten gaan en dan weer delen. Heel verrijkend. En ook hier is studeren niet alleen iets verstandelijks, maar gaat het om proberen te doorleven wat een tekst je doet.

Zijn dit thema’s die je zou willen meenemen naar je volgende werk?

Moeilijk te zeggen. Ik ben natuurlijk maar pas begonnen en eigenlijk nog ‘op onderzoek’. Toch denk en hoop ik dat ik kan inbrengen wat ik in Zwolle geleerd heb. Dat er in het begeleiden van cliënten toch ruimte mag zijn voor stilte en ritueel, naast al het praten. Wat is er te ruiken, wat is er te zien? Aanstaande zondag mag ik bijvoorbeeld voor het eerst voorgaan in een viering. De vieringen daar bestaan vooral uit gesprek. Naar mijn idee is dat nog geen viering. Ik heb ervaren dat schoonheid, stilte en aandacht je enorm goed kunnen doen, maar hoe doe je dat op zo’n plek? Sowieso is het gebouw een groot contrast met het prachtige Dominicanenklooster…

In het klooster heb ik een sterk gevoel voor zintuiglijkheid ontwikkeld. Voorbij de woorden, dat is voor mij erg belangrijk. Ik moet opeens denken aan een retraiteweekend in mijn studietijd. We waren bij de benedictijnen in Oosterhout. Ik genoot van het gregoriaans in de getijden. Dat was opgevallen, want de gastenbroeder kwam namens de communiteit vragen of die gast die zo luid zong, zich iets stiller zou kunnen houden om de sfeer niet te verstoren. Heel vervelend vond ik dat! Want ik hield van de muziek, maar wilde hen natuurlijk niet storen. Veel later ben ik meer gaan begrijpen wat ze bedoelden: het gaat er niet om dat je luid uitzingt wat je bezielt, maar dat je je richt op de stilte tussen de regels. Net als in het Dominicanenklooster worden de psalmen in beurtzang gezongen. De beurtwisseling, de stilte, is de plek waar je gezamenlijk ademt. Ik heb gemerkt dat die leegte belangrijk is, zoals je ook de binnentuin van het klooster niet moet willen herbestemmen als terras. Nee, er is een geheim waar je samen omheen beweegt, een heilig iets, waarvan je niet precies weet wat het is, en dat je open moet houden.

Het respect dat dat vraagt – ik hoop dat ik dat kan meenemen.

En wat laat je achter voor ons, wat wil je ons meegeven?

Allereerst: houd moed, ga door, geef niet op. Want het is best lastig om het vol te houden, met alles wat verandert, en met elkaar. Maar je hebt iets kostbaars in handen, al weet je soms niet eens precies wat dat is. Vergelijk het met die binnentuin waarover ik het had. Je beheert samen een schatkist, waarin mooie dingen zitten en dingen die achterhaald lijken, of van een andere tijd. En soms moet je kiezen: wat laat je gaan, wat bewaar je? Dat is lastig, want wat is nou de kern van waar we mee bezig zijn? Omschrijf dat maar eens… dat lukt eigenlijk niet. Dat is ingewikkeld, maar ook belangrijk. Want als we precies konden omschrijven wat ons drijft en wat we van waarde vinden – dan heb je het onder controle, en verliest het z’n zeggingskracht.

Voor mij is dat de kern. Dat je samen danst rond iets wat ongrijpbaar is, maar wat je niet loslaat. Eigenlijk is gebed de kern: het getijdengebed, de psalmen, maar ook meditatie en andere woordeloze gebeden. En dan bedoel ik niet een gebed als ‘van je af praten en God regelt de boel wel’, maar aandacht geven aan wat je bezighoudt, wat je onthutst, wat je verontrust, en dat bij God leggen, zonder dat je direct een oplossing voor ogen hebt. God loven en de handen openen. Lachend: wat klinkt dat vroom hè! Maar ik noem mezelf graag vroom en vrijzinnig. Daarom sloot ik mijn afscheid ook af met een lied: Laudate Dominum.

Ik ben dankbaar voor alle ontmoetingen in al die jaren, met mensen met wie ik samenwerkte, bij de koffie, gewoon op de gang. Die ontmoetingen hebben me gedragen. Ze zijn belangrijk en kostbaar voor me.

En ik dank jou, Susanne, voor al die jaren van aandachtigheid en betrokkenheid – kwaliteiten die je ongetwijfeld zult kunnen inzetten in je werk als geestelijk verzorger! 

 

Henk Vogel