Voortschrijdend inzicht

Overweging van Corinne van Nistelrooij OP in de viering op de 26e zondag door het jaar (A), 1 oktober 2023..

Lezingen: Ezechiël 18,25-28.31-32 en Matteüs 21,28-32

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.
Hier vind je andere overwegingen (en hier de overwegingen tot april 2023).

Overweging

Ja zeggen en nee doen. Het overkomt ons allemaal wel eens. We hebben mooie woorden, maar soms laten onze klungelige daden iets anders zien. Zo ook in het evangelie vandaag.

In de ogen van Jezus zijn de hogepriesters en de oudsten van het volk wel erg aan het aanmodderen. De gelijkenis die hij verteld is namelijk niet zomaar een aardig verhaaltje, dat hij lekker zittend onder een vijgenboom vertelt. Nee, het is het commentaar van Jezus in een bloedlinke situatie. Het is bijna achterin in het evangelie van Mattheus. De intocht van palmzondag is net geweest; de beslissende dagen zijn aangebroken. Jezus is net uit zijn vel gesprongen tegen de misbruiken in de tempel en hij heeft mensen eruit gegooid.
“Wat doe je daar?”, schreeuwt de kerkleiding naar hem.
“Welke bevoegdheid heb jij Jezus, om zó te handelen?”
En dan antwoordt Jezus met dit overduidelijke verhaal, deze gelijkenis, om de Schriftgeleerden inzicht te geven in dat ze werkelijk de wil van de Vader niet doen. Het is Jezus dus menens!

Dat was toen, lang geleden. Mattheus schreef het op in de eerste eeuw. Maar laten we vooral niet vergeten dat het in de Schrift ook over óns gaat. Dus als ik zeg dat het een verhaal is over goed en kwaad, over de goeden en de kwaden, dan gaat het in de eerste plaats over goed en kwaad in onszelf. Over de goeden die we zijn, en de slechteriken die we ook zijn. En dan niet over wat je was, maar wat je bént, wat je wílt zijn, wat je zijn zal.

In de parabel vindt een omkering plaats. Aan de ene kant staan de hogepriesters en de oudsten, de steunpilaren van volk en godsdienst. En aan de andere kant de zwendelaars, de afzetters, de gevallen vrouwen. Natuurlijk zeggen de braven: Ja pa, ik zal het doen. Mooie woorden zijn hun specialiteit, maar dóén, daar komt het niet van. En we horen de slechteriken zeggen: mij niet gezien. Maar het laat hen niet los, zij laten hun vader niet los. Hun woorden lijken nergens naar, maar ze bedenken zich en gaan later alsnog naar de wijngaard. Aan zo’n mens heb je iets. Die heeft zorg voor de wijngaard, zorg voor de wereld, de aarde, zorg voor vrede en gerechtigheid, voor zusters en broeders wereldwijd.

Hoe zit dat met ons?

Ik denk niet dat het zo simpel is dat je enkel twee soorten mensen hebt. Kortgezegd: degenen die Gods woord doen en degenen die dat niet doen. Het ligt veel genuanceerder. Wij allemaal doen soms Gods woord en doen dat soms niet. Wij allemaal streven soms te veel ons eigen belang na, zijn uit op gemak en hebben geen zin in ‘het werk in de wijngaard’, zoals Jezus het noemt. We hebben vaak zo veel aarzeling om het woord van God te doen. Het is immers heel begrijpelijk om af en toe "ik wil niet’’ te roepen. Wie snel ja zegt heeft waarschijnlijk de vraag niet goed tot zich door laten dringen. Het ‘ja’ van een mens is anders wanneer het eerst door een ‘nee’ is heengegaan. Voortschrijdend inzicht is geen zwakte, maar wijsheid! Zo’n mens is een denker en groeit in godskennis en in zelfkennis.

In de parabel gaat het om twee verschillende zonen: de braven, die ten diepste God ontrouw zijn, en de afvalligen die toch trouwe werkers blijken te zijn. Als ik dat naar de huidige tijd vertaal dan gaat dus niet alleen om ons, wij die onszelf als gelovigen beschouwen. Het is niet zo dat alleen wíj Gods woord doen, maar dat ook de mensen die niet naar de kerk gaan Gods woord kunnen doen. Al zullen zij dat waarschijnlijk zelf niet zo noemen.

Vaak vertellen parochianen op huisbezoek me dat ze het zo jammer vinden dat hun kinderen helemaal niets meer met de kerk hebben. “Ik heb ze toch goed opgevoed, altijd meegenomen naar de vieringen”, hoor ik dan. “Ze zijn gedoopt, hebben de 1e communie gedaan, maar ze zeggen nu dat ze er niks meer mee hebben”. Het kan een gevoelig thema zijn, verdrietig ook. En ik begrijp het zo goed. Want je wilt datgene wat jou goed doet, graag meegeven aan je kinderen. Je gunt ze een plek waar ze kunnen nadenken over het leven,  een moment van rust, van onthaasten, waar ruimte is voor troost en verwondering, van aanvaard te zijn zoals je bent. Waar je deel bent van een groter geheel, een plek waar je het licht niet hoeft aan te steken omdat het Licht van de Eeuwige al aanwezig is voordat je binnen komt. En waar je steeds opnieuw aan je oren getrokken wordt om het goede te doen en oog te hebben voor je naasten.

Maar kinderen gaan hun eigen gang, maken eigen keuzes en zijn van een andere generatie. Vaak is het voor hen moeilijk om de oude geloofstaal te verstaan en de rituelen op waarde te schatten. En zo keren ze de Kerk de rug toe en vullen hun levens op een eigen manier in. Maar ik zou die manier niet zomaar goddeloos willen noemen. God heeft aan elke levenswijze de juiste kracht gegeven. De manier die wij als kerk ons eigen gemaakt hebben, en die ons dierbaar is, is niet de enige manier om God te eren. Elke levenswijze heeft zijn eigen mogelijkheden. Want als iets goed is, staat dat niet per definitie haaks op iets anders wat goed is. Er is niet één weg die goed is voor alle mensen, in alle tijden.

Het kan ook verfrissend zijn om de oude, bekende ideeën binnenstebuiten te keren en te zoeken naar nieuwe manieren. Zolang mensen maar gedreven proberen hun hart bij aspecten uit hun leven te betrekken. Het gaat om uitstijgen boven individueel belang, om zorg voor een ander, om geraakt te willen worden, te veranderen als dat nodig is en je mening of je gedrag bij te stellen als dat gevraagd wordt.

Laten we dus van elkaar blijven leren. Wij, die onszelf gelovig noemen en de mensen die zeggen dat niet te zijn. Laten we elkaar onze verhalen blijven vertellen; over de vruchten in ieders wijngaard; over wat het brengt, wat goed doet. En laten we oprecht luisteren naar elkaars ja en elkaars nee. Met alle twijfels en alle liefde die daarbij horen. Want als we ons openstellen voor voortschrijdend inzicht zou dat koninkrijk van God wel eens dichtbij kunnen komen. En plukken gelovigen en ongelovigen samen de vruchten in de wijngaard.

Georg Pencz, De parabel van de vader en zijn twee zonen, gravure, 1535