Ik open hemel en aarde en afgrond!

Overweging van Josephine van Pampus op het Hoogfeest van Pasen, 9 april 2023.

Lezingen: 2 Samuel 22, Johannes 20,1-18

 

Daar staat Maria van Magdala dan. Jarenlang is ze met Jezus meegetrokken. Ze heeft gezien wat hij heeft gedaan, ze heeft gehoord wat Hij heeft gezegd. Ze is hem trouw gebleven tot het uiterste einde van zijn leven. Wetend waar het Jezus om is gegaan: mensen brengen bij God. De bevrijdende relatie herstellen, koste wat het kost. Om hemel en aarde en afgrond te openen voor ieder mens. Dát was Zijn liefde voor ons.

Maria van Magdala heeft het allemaal zien gebeuren en is er niet voor weggevlucht. Ze heeft de gang van Jezus gevolgd tot daar, onder aan het kruis.

En nu? Ze wil haar geliefde, haar rabbi, haar leermeester, haar alles, nog de allerlaatste eer brengen. Ze wil als zovelen het laatste doen wat ze kan doen voor een dode. Nog even strelen door zijn haar, hem balsemen, hem verzorgen. Want zo mag het niet gaan met Jezus. Zo zonder verzorging gedumpt na de kruisiging op Golghota. In alle vroegte is ze naar het graf gesneld, het is nog donker, niemand die ze tegenkomt. Het Pesachfeest is afgelopen, de gewone dingen moeten weer worden gedaan. Daar gaat ze, met een pot met mirre in haar handen, doeken over haar arm.

En dan komt ze bij het graf, als eerste – en als enige.

Wat moet ze geschrokken zijn; de steen weggerold, en het lichaam van Jezus niet meer te vinden. Het is zelfs meer dan schrik; ontsteltenis. Zélfs dat wordt haar niet bespaard. Na de martelingen, na de moord, na die afschuwelijke goede vrijdag krijgt ze dit ook nog te verwerken. Zélfs het dode lichaam mag ze niet meer vasthouden, eventjes nog wiegen in haar armen. Wat ze zo graag had gewild. Maar Hij is er niet meer. Je moet er niet aan denken.

In haar wanhoop rent ze terug om de andere leerlingen te waarschuwen, en dan komen ook Simon Petrus en Johannes naar het graf en zien het met eigen ogen en moeten het ervaren: het graf is leeg. De doeken waarin Jezus was gewikkeld lagen opgerold in een hoek.

Ze zien het. Keren zich om en ze gaan weer naar huis.

Dom?

Het open graf is angstiger dan met een steen ervoor. Soms zelfs in je eigen leven. Door de wrok, de boosheid om wat jou is aangedaan. Dan is de woede veiliger dan het Licht. Of de tegenzin, het ontbreken van nieuwe moed want het ging al zo vaak mis. Dan is het oude wat niet goed is, veiliger dan het Licht. Of de angst om naar buiten te treden, je te laten leiden op onzekere paden. Dan is het vertrouwde veiliger dan het Licht van Pasen.

Maar wat zij zagen, dát zou hen op een spoor moeten hebben gezet. Omdat op dat moment hemel, aarde en afgrond voor hen geopend werd. Jezus kan je niet vasthouden. Jezus kan je niet inwikkelen in doeken om hem te bewaren voor wie dan ook. Je kunt Jezus zelfs niet dood maken door hem vast te binden, te kruisigen, de mond te snoeren, en een steen te rollen voor zijn graf.

Maria blijft.

Nog eenmaal kijkt ze vertwijfeld naar binnen, het donker in. In tranen. En dan ziet ze de engelen, de boodschappers van God. Waarom ze huilt? Om wat was en niet meer is. Om de angst, om het niet weten hoe verder te moeten gaan. Om haar liefde waarvan ze niet weet aan wie die nu te kunnen geven.

Maria keert zich om van het donkere graf en kijkt naar buiten waar het al licht begint te worden. Daar in het licht ontmoet ze Jezus zonder hem te herkennen. De tuinman, denkt ze. Een mens die met zorg omgaat met het leven, die zaait en oogst, en geknakt riet niet breekt. De tuinman die ook naar haar tranen vraagt.

En haar roept bij haar naam. Met dat ene woordje “Maria”, weet ze het: Hij is het.

Hij spreekt haar aan met haar eigen naam, Maria, Marjam. Haar naam die betekent: ‘door bittere ervaringen heen gaan en de goede kanten van het leven gaan waarderen’.

Maria wordt geroepen met haar naam. Het is de roep om dóór de pijn heen te gaan en getuigen van het leven. Zoals hijzelf.

En dan keert ze zich volledig naar hem toe. In haar antwoord “Rabboeni” belijdt ze met dat ene enkele woord haar geloof in de opgestane Heer. 

Ze zegt daar mee: je bént mijn Rabbi, mijn leraar, mijn leidsman ten leven toe. Ik hoor jouw vraag, in de roep van mijn naam. Ik hoor alles wat je mij geleerd hebt, ik hoor alles wat je van mij verlangt in dat ene woord; mijn naam. Om afgrond, aarde en hemelen te openen. 

Natuurlijk kan ze Jezus niet blijven vasthouden. Maria weet.
Hoe zou je in hemelsnaam Licht kunnen binden?
Hoe zou je Liefde kunnen begraven?
Hij leeft. Hij is niet meer onder de doden, hij is onder de levenden, onder ons.
Onstuitbaar vrij.

Jezus kan je maar op één manier werkelijk doden. Door niet meer over hem te praten, door zijn Licht niet meer door te geven. Je doodt Jezus als je zijn liefste wens, mensen weer op te richten, niet doet. Je vermoordt Jezus wanneer je mensen niet in verbondenheid brengt met henzelf, met elkaar en zo met God. Je doodt Jezus enkel en alleen door het goede niet te doen.

En dat is precies wat de Romeinen niet is gelukt. Ze hebben Jezus veroordeeld, gemarteld, gekruisigd, vermoord. Maar zijn Licht hebben ze niet kunnen doven. Wat Jezus in gang heeft gezet hebben ze niet kunnen stoppen. Dat is geen mens ooit gelukt. In een donker graf zul je zijn Licht en Liefde niet vinden. Maar wel daar waar mensen in Gods Naam bijeenzijn. Dáár vind je Jezus terug. En wordt elke dag een zalig Pasen.

Amen

 

Girolamo da Santacroce, Noli me tangere, ca. 1525

 

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.

Andere overwegingen vind je op de pagina 'inspiratie'.
Overwegingen van vóór april 2023 vind je hier