Overweging van Jozef Essing OP tijdens de 21e zondag van het jaar, 25 augustus 2024
Lezingen: Johannes 6, 57-69 en Jozua 24, 1-2 + 15-18
Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.
Hier vind je andere overwegingen (en hier de overwegingen tot april 2023).
Overweging
Zoekt het niet bij goden met mooie woorden
die van alles beloven wat blinkt en glittert.
Open je voor die God die werkelijk leven geeft.
Het evangelie licht toe hoe dit via Jezus gebeurt
met woorden die op het eerste gehoor cru klinken
zoals mijn vlees eten, mijn bloed drinken.
Hoor het als liefdestaal, als weergave van een innige relatie
- zoals een verliefd mens zegt ”Ik kan je wel opeten”,
of een moeder “Als je van je kind houdt,
wil je dat het beste dat in je is in je kind komt”
Als je probeert te bemiddelen in een familieruzie of tussen pro-Israel en pro-Palestijnen, moet je sterk in je schoenen staan. Grote kans dat je van beiden scheldwoorden en klappen krijgt. Elke partij is zo verzekerd van het eigen gelijk tegenover het onrecht van de ander, dat iedere poging in de richting van ‘hoe voelt het voor hén?’ agressie oproept.
Jezus gaat voor vrede, shalom, verbinding met het andere kamp. Dat is bedreigend voor hen die zich opsluiten in hun eigen gelijk – angst speelt dan op om naar jezelf te kijken en te laten kijken: Het licht kwam, maar de duisternis was bang om aan het licht te komen, schrijft Johannes.
Maar Jezus geeft het niet op. Hij is in levenden lijve Gods woord dat aanhoudt, mensen aan blijft spreken, ook als ze vijandig worden en je dodelijk kunnen verwonden – hij benadert ons niet als een superman maar als kwetsbare mens, als vlees, schrijft Johannes: Het woord is vlees geworden.
Dit niet aflatende aan blijven spreken, met alle risico’s daaraan verbonden: is er puurdere liefde denkbaar dan dit zich wagen aan ons? Ik moet denken aan het optreden van een agent of militair die onderhandelt bij een gijzeling. Hij legt zijn wapen neer, steekt zijn handen omhoog, in een uiterste poging om vertrouwen te winnen zodat er geen doden vallen; zijn eigen leven brengt hij daarmee in gevaar. Zo is God in Jezus op onze geharnaste wereld afgestapt, als woord dat antwoord vraagt, ja smeekt. Wie had dat van God gedacht? Velen zien God nog steeds als macht die intimideert, als baas bij je niets hebt in te brengen. Maar zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeborene heeft gewaagd, heeft gegeven.
Ja, maar - altijd weer dat ‘ja, maar’ ! - dit is mooi en nobel, maar brengt het onze behekste wereld verder? Brengt het vrede waar het geweld zijn macht doet voelen, leven waar dood en vernietiging vrij spel schijnen te hebben?
En die twijfel hoor ik ook bij de leerlingen in het evangelie van vandaag.
Jezus vraagt geloof in hem, geloven dat hij het brood des levens is – dat is: dat je zíjn benadering van mensen, zijn mensenliefde die hem het leven kost, tot je neemt en tot je laat doordringen als redding van onze geharnaste wereld. Hij vraagt dat je je hiervoor opent met hart en mond, dat je zijn sterven in je opneemt - zijn vlees eet en zijn bloed drinkt.
Weet wat je binnenhaalt als je te communie gaat - daaraan moet je hier wel denken. Durf je zijn wagende en zich weggevende liefde zó binnen te laten komen dat die tot in je diepste vezels doordringt, en jij jezelf laat omvormen van bangerik tot iemand die durft te wagen, om maar bij het hart van anderen te komen? Durf zó te leven, en je zult duurzaam leven, zegt hij: leven in eeuwigheid.
Wat hij zegt en aanbiedt blijft moeilijk te verteren. “Deze taal stuit tegen de borst”: dat het leven van de Onsterfelijke in je komt door letterlijk en figuurlijk het sterven van Jezus’ te slikken, d.i. accepteren, tot je nemen en in je laten doorwerken - mijn vlees eten en mijn bloed drinken.
Daarop zegt onze Heer iets dat op het eerste gehoor raadselachtig klinkt: Als je de mensenzoon ziet opstijgen naar waar hij was? Het is de geest die levend maakt. Het vlees is van geen nut.
Waar slaat dat op? Op zijn heengaan, zijn dood. Bij zijn afscheid zal hij zeggen: “Het is goed dat ik heenga … want dan zal ik de Pleitbezorger naar u zenden, de Geest der waarheid die van de Vader komt”. Het moment van zijn sterven is voor Johannes het moment van opstijgen, van volkomen opgaan in de liefde van God Vader voor ons. Dan kan hij van bij de Vader, zoals hij zal zeggen, de Geest van liefde die hen verbindt naar ons sturen
Als wij die liefdegeest zo met hart en mond binnen laten komen dat wij erin opgaan - zoals hij opgaat in de liefde die God is, dan zal het eten en drinken van zijn sterven leven geven dat niet vergaat: - leven van de Eeuwige zelf.
Dat kon destijds het manna in de woestijn niet echt geven. Het was nog niet het echte brood uit de hemel. Het gaf leven voor even, maar niet het leven dat niet vergaat.
Onze meester benadrukt de band met hem en via hem met de Onsterfelijke. Zoals ik leef door de Vader zo zal hij die mij eet leven door mij. En het is die band met de Eeuwige die onze onderlinge band sterk maakt - dat is communie ook, net zo goed. “Dat zij één mogen zijn zoals ik in u en gij in mij“, zal hij bidden bij zijn afscheid en heengaan naar zijn Vader.
“Het vlees is van geen nut”: een echo van eerdere woorden van Jezus tot Nicodemus: dat de mens opnieuw / van omhoog geboren moet worden.
Het leven dat hij geeft is meer dan leven dat vergaat, meer dan leven vanuit ons aardse en eindige perspectief - vanuit het vlees, zoals hij het daar noemt. Hij belooft ons duurzaam, niet stuk te krijgen leven, uit de volheid van God die Geest is, uit de blijdschap van God - Dat zij die ten volle in zich mogen hebben, zal Hij bij zijn afscheid bidden. Het is de blijdschap om een reddende nabijheid, in welke nood je ook bent - de eerste lezing spreekt daarover. Het is de innigheid van ik in U en Gij in mij, of - zoals een tiener ooit zei - het ‘zalig heen en weer’ tussen geliefden en vrienden tussen wie het goed is.
Zou Petrus dit bedoelen wanneer hij zegt - na Jezus’ vraag Willen jullie ook gaan? -: “U hebt woorden die eeuwig leven geven. Wie anders?“