Hier ben ik, de binding van Isaak

Overweging van Josephine van Pampus op de 2e zondag van de 40-dagentijd, 25 februari 2024

Lezingen: Genesis 22; 1-18 en Marcus 9; 2-10

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.

Hier vind je andere overwegingen (en hier de overwegingen tot april 2023).

Overweging

Hoe mooi het verhaal ook is van de verheerlijking op de berg; ik neem u toch eerst mee naar de eerste lezing, over Abraham en Isaak. Het offer van Isaac wordt het vaak genoemd. Beter is het, om het de binding van Isaac te noemen.

Ga je daar écht over preken? Vroeg iemand mij? Ja, dat doe ik dus.

Het verhaal van de binding van Isaac klinkt ons als een gruwel in onze oren. Wie doet dat nou, zijn eigen kind offeren, ook al heeft God dat van jou gevraagd? Maar wat gebeurt er eigenlijk in dit verhaal? Wat weet Abraham, en wat weet Isaak? Drie dagen lopen ze naar de berg Moira, en dan nemen Abraham en Isaak afscheid van de knechten en Abraham zegt dan tegen hen: Jullie blijven hier bij de ezel; ik ga met de jongen daarginds heen. Nadat wij ons in aanbidding neergebogen hebben, komen wij weer terug. Komen WIJ weer terug. Niet: dan kom IK weer terug.

In de christelijke traditie wordt Isaak in dit verhaal vaak afgebeeld als een kind van een jaar of 10. Maar in de joodse traditie is Isaak een volwassen man, ergens in de 30. En die leeftijd heeft goede papieren. Want direct na dit verhaal sterft zijn moeder Sara op de leeftijd van 127 jaar, terwijl ze Isaak kreeg toen ze 90 jaren telde. Isaak zou dus ergens tegen de 37 jaar oud moeten zijn wanneer hij met zijn vader de berg Moira bestijgt. En dan krijgt het verhaal direct een totaal andere kleur. Want hiermee krijgt niet alleen Abraham maar ook Isaak de hoofdrol in dit verhaal. Met 30 jaar was je als kind van je ouders niet meer verplicht om je ouders te gehoorzamen. Met 30 jaar volg je je eigen weg, maak je je eigen keuzes - en dat is wat Isaak doet.

Hij beslist zélf om op te gaan tot voor God. Hij beslist zelf om zijn leven te geven aan de Eeuwige. Abraham had echt op zijn leeftijd een onwillige Isaak niet meer op een brandstapel gekregen. In de binding van Isaak, verbindt Isaak zich met zijn Bron en Schepper. En daarmee wordt Isaak de hoofdpersoon in dit verhaal - en leidt zijn vader Abraham hem op de weg die Abraham zelf ook is gegaan; zijn leven willen toewijden aan God.

Abraham is het voorbeeld voor Isaak, in toewijding en in aanbidding, en zo komen ze inderdaad gelouterd en verlicht samen weer de berg af om de opdracht van de Heer te vervolgen.

Maar ook Abraham is hoofdspeler in dit verhaal. Niet alleen om zijn toewijding aan de Eeuwige te tonen aan zijn zoon, maar om zelf bewust te zijn dat een kind je gegeven wordt om op te laten groeien, maar nooit jouw bezit zal zijn. Dat heeft Kahlil Gibran ooit prachtig verwoord: Je kinderen zijn je kinderen niet. Zij komen door je, maar zijn niet van je, en hoewel ze bij je zijn, behoren ze je niet toe. Jullie bent de bogen, waarmee je kinderen als levende pijlen worden weggeschoten. De boogschutter ziet het doek op de weg van het oneindige en hij buigt je met zijn kracht, opdat zijn pijlen snel en ver zullen vliegen. Laat het gebogen worden door de hand van de boogschutter een vreugde voor je zijn: want zoals hij de vliegende pijl liefheeft, zo mint hij ook de boog die standvastig is."

Abraham heeft in zijn jonge jaren alles achter zich gelaten om God te volgen. Al zijn bezit, zijn familie, zijn huis: hij liet alle ballast en al het verleden los, om te zijn met God.
Maar zo moet hij ook alles loslaten wat hij misschien als zekerheid had bedacht voor de toekomst. Zoals Abraham ooit heeft ervaren dat loslaten ruimte biedt om te gaan met God, zo moet hij nu ook ervaren dat je de toekomst niet in handen hebt. Dat de toekomst voor zichzelf is, maar niet aan jou.

Waar Abraham de boog is, in de beeldspraak van Kahlil Gibran, daar is Isaac de pijl die zijn eigen weg gaat vinden. Abraham mag als vader het standvastige instrument zijn, maar God - de boogschutter in de beeldspraak van Gibran - is degene die buigt en richting geeft - en de pijl doet vliegen.

Vaders en moeders zetten gelukkig niet zo snel het mes op de keel van hun kind om de toekomst te offeren. Maar op andere wijzen gebeurt het nog steeds. De vader die zo graag had gezien dat zijn zoon het beroep zou gaan doen wat hij zelf nooit heeft gedaan. En de teleurstelling van de vader dat de zoon andere wegen kiest. En het verdriet van de zoon die weet en voelt dat hij zijn vader teleurgesteld heeft.

Of, zoals we afgelopen donderdagmiddag met een paar opa’s en oma’s de pijn benoemden dat kinderen niet de gelovige weg gaan waar jij als ouder zoveel mee verbonden bent. Ze Doen Er Niets Meer Aan – is het verdriet, en jij vindt het zo belangrijk. Verhalen die u vast wel herkent of misschien ook zelf heeft meegemaakt. Het verdriet omdat ouders, omdat mensen, elkaar verwachtingen opleggen, en die verwachtingen niet los kunnen laten.

En dan is er een God die roept vanuit de hemel: ‘raak hem niet aan’.  Laat de jongen gaan. Zijn eigen toekomst tegemoet. Laat hem het leven leven zoals dat voor hém is bedoeld.

Maar wat is het heerlijk om vast te houden aan wat je hebt.

Het is precies de misser die Petrus maakt daar boven op de berg met Jezus, en Jacobus en Johannes. Boven op een berg heb je een grandioos uitzicht. Je ziet, als je achterom kijkt, het weggetje waarover je naar boven bent geklommen. En vooruit zie je het paadje waarover je weer naar beneden zou kunnen gaan. Maar op de top heb je daar meestal geen zin in. Het uitzicht fascineert je. Je hebt het gevoel figuurlijk en letterlijk boven alle dingen te staan. Waarom zou je nog naar beneden gaan? Het is toch zo mooi op de top van die berg?

Zo gaat het ook in je leven. Op de top van je leven, als het hele leven je toelacht, als je gelukkig bent en als je het gevoel hebt dat niets meer stuk kan. Als je denkt dat dit het is. Voor jou, en voor wie na jou komt… Waarom zou je dan die top van je leven weer af willen gaan? Dat wil toch geen mens? Dan bouw je het liefst drie tenten om dat met man en macht vasthouden.

Maar op die top kún je niet blijven. Het is er onherbergzaam. Het is er kaal. Het waait.
Het is er eenzaam. Je moet weer naar beneden. Het spoor hebben ze gezien, een weg om te gaan. En beneden is de eerste die ze tegenkomen is een bezeten jongeman. Ze zijn weer met hun voeten op de grond.

En zo mogen wij ook weer gaan. Met Licht in ons hart, met alle verrukking en bezieling in ons binnenste om te gaan tot de ander die wij in het dal van het leven ontmoeten.

Want daar ligt ons antwoord op de roep van de ander. En dan hoop ik en bid ik dat we zullen antwoorden als Abraham, als Isaak, als Jezus met de Naam waarmee God zich zelf ook bekend heeft gemaakt: ‘hier ben ik’.    

Amen