Om vuur

Overweging van Josephine van Pampus op het hoogfeest van Pinksteren, 28 mei 2023.

Lezingen: Handelingen 2,1-11 en Johannes 20,19-23

 

Afgelopen week in een column in Trouw schreef Stevo Akkerman over Turkse melancholie naar aanleiding van een optreden van Cengiz Özkan. Melancholie, zo schreef hij, als ervaring van het onvervulde verlangen, de zoete pijn van het onmogelijke.
Wat me raakte in de column was de opmerking van Akkerman over de zang:
Hij neemt je mee naar landschappen die je nog nooit gezien hebt,
maar die je kent omdat ze in jezelf opgeslagen liggen’
En toen dacht ik: ja, dat is Pinksteren.

Die leerlingen; die vervuld van de heilige Geest beginnen te praten in talen die ze nog nooit gesproken hebben. Precies alsof ze zijn aangeraakt, meegenomen naar ongeziene vergezichten, landschappen die ze nog nooit hebben gezien, maar kénnen, omdat ze opgeslagen liggen in de ziel van mensen. Daarin hebben mensen elkaar verstaan.

Ze zullen wel dronken zijn – zeggen de omstanders een beetje smalend in hun onbegrip. Daarmee sluit de lezing van Handelingen eigenlijk af. Teveel van zoete wijn genomen misschien, denken omstanders. Ze weten niet meer wat ze zeggen.
En alle drie is waar. Want ja, ze wáren dronken.
Dronken van wat hen overkwam en ze eigenlijk zelf niet begrepen.
Dronken van wijn – die zo symbool staat voor de beker van het verbond.
Wetend dat je verbonden bent met de vruchten, de ranken en de wijnstok zelf.
Dronken van de ervaring om verbonden te zijn met alles en iedereen.
Met elkaar, met Jezus, met God.
Zo’n machtige ervaring waarop alles op zijn plek valt, en je eigenlijk niet weet hoe je het moet zeggen. Je struikelt over woorden, het blaast je van je sokkel, het doet je stamelen en stotteren, terwijl je eigenlijk alleen nog maar hoeft te horen; stil maar. Ik weet het.
De ervaring dat je ook niet hoeft te zoeken naar woorden – de ander begrijpt je wel.
Omdat je hart spreekt. Omdat je hart kent. Aangeraakt zijn waar je geen weet van hebt. Zoiets.

Ik denk aan die keren in Taizé, ver in de vorige eeuw. Jong, vol ambities, de muziek, de stilte daar in dat Franse dorp bovenop de heuvel in Bourgondië. In de toen even lege kerk, zomaar, plotseling, een gesprek met Roger Schutz, het herfstblad dat ik van hem kreeg – en nog steeds bewaar. Een hand op mijn hoofd. Aangeraakt, ik weet het nog. Met het licht dat hij doorstraalde wilde ik verder.

Of de handen die ik nóg voel op mijn hoofd bij de zegen van mijn afscheid van de geloofsgemeenschap die mij pastor heeft gemaakt. 

Handen die ik zelf soms op mag leggen, in stille onmacht in het verdriet bij ziekte en sterven, het uit willen houden met elkaar, geen antwoorden weten omdat ze er niet zijn, het toevertrouwen aan de Eeuwige, omdat dat het enige is dat overblijft.

En in ándere, woordeloze taal ervaren tot in het diepst van je ziel, dat mensen gedragen worden op Gods adelaarsvleugels. De toekomst om verder te kunnen – soms met schuld en schaamte, maar waar Gods Geest die teder omarmt, die zegt: kom maar, ik vuur jou weer aan. Kom maar, schuil bij mij, kom weer tot verbinding, tot leven. Woordeloos – terwijl je hart stormt en de ander wéét. Ook dat is Pinksteren.

Maar meer nog dan die handen, raakt het je ziel. Met de vuurkracht waarmee je aangeraakt bent, die je in je voelt en gaande houdt, wordt je bijna letterlijk open – gebrand. Aangeraakt worden in existentiële zin. De zin van bestaan, ontdekkend – letterlijk ont-dekkend - wat verworteld zit in mij. Waarin ik geraakt ben – en waarin je mij ook kunt raken. Omdat daar bij mij de openingen zitten, de tere plekken waar vuur ontspringt. Dat is voor mij aangeraakt worden door de hemel – om uit te dragen over de aarde – om terug te geven aan de hemel – en de aarde tot hemel maken. Die beweging. 

En dan is het alsof het nooit meer hetzelfde kan zijn, omdat jij als mens niet meer afzijdig kan staan. De aanraking van de Geest van God doet een appèl op jou. Niet moralistisch, maar, zoals Levinas het zegt: de ander doet iets met jou. De ander raakt jou. Als jij aangeraakt wordt, opengevouwen, dan word je een antwoordelijk wezen. Dat gebeurt wezenlijk met Pinksteren.

Het is alsof God zegt: lief mens, je kan, je mag niet meer afzijdig staan met de ervaring van Jezus in jouw hart. Het mag niet gebeuren dat Jezus voor niets is gestorven. Dat liefste kind van God, die zo geleefd heeft om mens en God te verbinden – het mag niet voor niets zijn.

‘Vrede’ zei Jezus, toen hij door dichte deuren binnenkwam. ‘Vrede’, en blaast het vuur van de Geest in hun hart. En dan zendt Hij ze weg met de woorden: Als jullie iemands zonden vergeven, dan zijn ze vergeven; vergeven jullie ze niet, dan zijn ze niet vergeven.

Het is de vergeving die vooraf gaat aan alle zorg voor armen, zieken, of aansluiten bij Extinction Rebellon op de A12. En waarom? Omdat vergeving verbinding maakt en levenskans. En nee, soms kan het niet. Of kan het nog niet. Maar waar het mogelijk is: vergeving geeft ruimte en adem. Haalt de angst weg bij jezelf en de ander. Maakt dat je elkaar of jezelf weer aan durft te kijken. En God.

Pinksteren is de bestendiging van het verbond. De aanraking, de hand die jou wenkt. Zachtjes wenkend, of als een bliksem die je treft. Geen magie, maar genade. Met al je gestotter en gestamel, niet begrijpend wat je precies beweegt, alleen maar dat ene vuur: ik moet gaan. Ik kan niet anders. Vraag me niet hoe.

Dus wees niet bang. Wees drager van Gods visioen. Richt je op. Laat niets je weerhouden in het Pinkstervuur, in raken en geraakt worden. Maak die ruimte, doe maar durf maar.
Want Ik, Ik jouw God, Ik ontvouw zo de hemel voor jou. Het is de Eeuwige zelf, die je mee neemt naar landschappen die je nog nooit gezien hebt, maar die je kent omdat ze in jezelf opgeslagen liggen’. 

Amen.

 


Het 'vuurvangen' werd ook afgesloten, afgelopen zondag.

 

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.

Andere overwegingen vind je op de pagina 'inspiratie'.
Overwegingen van vóór april 2023 vind je hier