God bekommert zich

Overweging van Jozef Essing OP op de Tweede zondag van de Advent (B), 10 december 2023.

Lezingen: Genesis 16,7-14 en Marcus 1,1-8

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.

Hier vind je andere overwegingen (en hier de overwegingen tot april 2023).

 

ADVENT

In onze onrustige wereld van vandaag worden vele mensen uit hun vertrouwde omgeving verjaagd. Oorlog, geweld en armoede maken dat mensen tegen elkaar worden uitgespeeld. In vrede samenleven lijkt onmogelijk en oplossingen ver weg.
De Advent voedt ons verlangen naar een nieuw begin, naar toekomst. En herbergt de verwachting van de komende Messias in zich; een Licht dat neerdaalt en mensen thuis brengt bij elkaar.

In deze Advent lezen we in het boek Genesis over aartsvader Abram, zijn vrouw Sarai en de slavin Hagar. Er worden twee zonen geboren: Ismaël en Isaak. Twee broers die een verschillende rol spelen in de geschiedenis van God met de mensen. Hoe pakt dit uit? De praktijk is weerbarstig en herkenbaar. Maar er is ook sprake van zegen.

Overweging

In het laatste magazine van Amnesty International staat een foto van een Palestijnse vrouw op de Westbank; ze zit in de olijfgaard van haar familie en tegenover haar een Israëlische, haar vriendin geworden, die haar een foto laat zien op haar mobiel - zijn het haar kinderen? In ieder geval geniet de ander zichtbaar mee. De redactie schrijft erbij: Is het gepast een vredelievende foto te tonen in oorlogstijd?

Dit bijschrift kun je tekenend noemen voor de tijd waarin we leven: een vreedzaam tafereel moet het opnemen tegen een agressief zwart-wit denken. Wie iets goeds zegt van de andere partij is voor de eigen kring een verrader. Ongenuanceerd partij kiezen ligt meer voor de hand, oogt simpeler. Vreedzaam samen zijn met ‘de vijand’ hoort niet.

Nu over naar de eerste lezing, waarin het rommelt in de familie van Abraham. Sara, kinderloos gebleven – een schande in die dagen - kan slavin Hagar niet uitstaan, die hoogzwanger loopt te pronken. Zij moet weg, uitgebannen, de woestijn ingestuurd. ‘Eigen schuld; ze heeft het er zelf naar gemaakt’, zouden we zeggen. Maar die Ene die omziet naar hen die zijn afgedankt, denkt er anders over: ze moet terug naar haar vijandige meesteres; voor de Eeuwige horen ze bij elkaar - hoezeer haar kind ook tegen iedereen aan zal schoppen en ieder hem zal schoppen.

Waarom houdt die Ene die ziet van alle twee? Niet omdat het zulke lieverds zijn; maar omdat Hij aandacht heeft voor hun pijn: De Levende heeft naar mij omgezien, verklaart Hagar. Ik vond een levensbron. Aandacht voor de pijn van de ander is het eerste dat sneuvelt in tijden van oorlog:

“Wíj zijn het slachtoffer; de ánder is de boosdoener; wat die te verduren krijgt heeft hij of zij aan zichzelf te danken.”

Maar het hart van de Eeuwige gaat naar allen uit. Hij is als de moeder in het concentratiekamp die moest kiezen welk van haar twee kinderen mocht blijven leven, welk niet. Hoe zou zij dat kunnen?  Hoe kan dan de Goedheid zelve die elke dag goeden en slechten het licht gunt een van haar mensenkinderen laten vallen?

Maar kunnen wíj dat wel: én Sara én Hagar in ons hart sluiten, solidair zijn met de Israëlische én de Palestijnse? Kunnen we, overspoeld door beelden van geweld en verwoesting, en tegen alle geluiden in die dwingen partij te kiezen dat plaatje van die twee in de olijfgaard koesteren? Wat levert het anders op dan afwijzing - dat je alleen komt te staan, zoals ook die twee vrouwen door hun eigen samenleving worden uitgespuwd. En dat is – laten we realistisch zijn – niet te vermijden.

Maar de ontheemding is dan niet het enige en het laatste. Kijken we weer naar wat zich afspeelt in de lezingen van vandaag: Hagar komt in de woestijn terecht, de Doper is daar ook, met zijn gehoor, ingegaan weg dus uit de vertrouwde omgeving – de samenleving waarin en waaraan je meedoet. En laat nu in alle Schriftverhalen – oud en nieuw – juist de woestijn, de ontheemding de plaats zijn van ontdekking, waar iets nieuws met mensen kan gebeuren. Waarom? Omdat de vertrouwde gang van zaken wegvalt waarin je leefde én geleefd werd. Daarom laten vandaag velen hun vertrouwde huis een tijd lang in de steek om alleen een lange pelgrimsweg te lopen, door maandenlange eenzaamheid.

In de woestijn spreekt God tot het hart van de ontheemde Hagar, daar, in de leegte, ontvangt het volk de torah, een richtingwijzer voor het leven. De Aankondiger van de Heer laat zich horen in de woestijn: afstand nemend van de vertrouwde gang van zaken waarin je leeft maar ook geleefd wórdt.

De weg van de Heer wordt gebaand in de woestijn.

Zo kijk ik ook aan tegen die Israëlische en Palestijnse in de olijfgaard; in de ontheemding hebben ze elkaar gevonden, veerkracht gekregen. Zo is het ook in de brieven van de dominicaanse mensen in Fastiv te lezen.

“We zijn niet van die mensen die elkaar gauw omhelzen; maar we zien het vandaag steeds meer gebeuren wanneer ze elkaar ontmoeten; tussen de puinhopen ontdekken onze mensen hoe kostbaar ze zijn.”

Daar gaat het om: tegen de overmacht der feiten in daarin geloven, in die veerkracht, die  kiemkracht, al lijkt het maar een klein sprietje groen tussen niets dan stenen.

Is dat niet precies de onderstroom van onze vieringen: geloven in de kiemkracht van het tere, van het sprietje groen, dat de steppe zal bloeien? Op het Kerstfeest wordt gezongen van de Komende die begonnen is als een schreiend jongetje, als een tenger twijgje aan de stronk van Jesse. Heel mooi, maar het is lege klank als we niet openstaan voor de veerkracht en kiemkracht van wat om ons heen klein en kwetsbaar is, als we het plaatje van die twee vrouwen in de olijfgaard niet koesteren. Het kleine en kwetsbare van het messiaanse kind komt dan niet binnen, het wordt niet omgezet in ons, daad-werkelijk.

Daarom zongen we:

Uit ongenadig machtsspel: beweeg ons
Uit losgeslagen waan: beweeg ons

En zullen we zingen:

Is onze toekomst vastgelopen
daalt donker op de aarde neer
breek Jij dan in ons leven binnen
doe Jij dan ons opnieuw beginnen