Erbij horen

Overweging van Corinne van Nistelrooij o.p. in de viering van 20 augustus 2023.

Lezingen: Jesaja 56,1.6-7 en Matteüs 15,21-28

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.
Hier vind je andere overwegingen (en hier de overwegingen tot april 2023).

 

Overweging

We dachten het toch eindelijk begrepen te hebben, die christelijke moraal. Niet dat het simpel is, dat van die naaste liefhebben, die andere wang toekeren, of het voorbeeld van de Samaritaan volgen als er aan de kant van de weg om jouw hulp gevraagd wordt. Maar toch… je dient een ander te behandelen zoals je zelf behandeld wilt worden. En dus probeer je een ander in nood te helpen. Zo hebben we in de kerk gehoord. En zo heeft Jezus ons dat geleerd…. Dáchten we.

Hoe anders lijkt het vandaag te lopen: een vrouw uit het buitenland, een vrouw die niet bij Israël hoort, is duidelijk in nood omdat haar dochter wordt gekweld. Ze roept luidkeels om hulp. Maar Jezus keurt haar geen woord waardig. Heeft hij haar niet gehoord? De leerlingen in ieder geval wel, en hun mening is duidelijk: stuur die vrouw weg, want ze blijft ons achterna roepen. Dat geeft immers geen pas, zo’n schreeuwend mens achter je aan. Nou ja, denken wij nog, dát zijn de leerlingen, die hebben wel vaker niet zo door wat Jezus bedoelingen zijn.

Maar deze keer zijn ze kennelijk prima op de hoogte. Jezus had de vrouw wel degelijk gehoord, én haar genegeerd, zoals blijkt uit zijn afwijzing. Tot twee maal toe zegt hij: Jij bent niet een van ons. Ik ben er niet voor jou. Ik ben alleen gezonden voor het volk Israël.

Hoe moet dat verder?

De vrouw neemt er geen genoegen mee. Haar dochter is ziek, doodziek. Van de duivel bezeten, staat er. Ze heeft alles te verliezen, dus is ze doodsbang. En tegelijk heeft ze niets te verliezen en is ze voor de duvel niet bang. Want die duivel die kent ze van nabij, die woont in haar kind en maakt het liefste wat ze heeft kapot. Deze vrouw vecht dagelijks met de duivel, ze is niet bang voor een paar mannen die haar proberen te intimideren en weg te jagen. En ze laat zich niet afschepen. Ook niet door Jezus.

En ze valt neer voor zijn voeten; Heer, hélp mij toch! Maar Jezus kan niets voor haar doen. Zijn brood is enkel voor de kinderen van Israël, niet voor de honden, zoals de niet-joden genoemd werden in die dagen. Jezus houdt zich aan zijn roeping.

Maar dan trekt de vrouw alle registers open. Ze schreeuwt en ze belijdt. “Zeker Jezus, je hebt helemaal gelijk. Maar ook de honden eten van jouw brood. Ze eten de kruimels die van de tafel  vallen”. En dán laat Jezus zich raken door de vrouw. Zo veel hoop op een klein beetje aandacht, zó veel vertrouwen. Hij keert zich naar haar toe, hij keert om, hij bekeert zich. De vrouw heeft zijn ogen geopend: Gods liefde is voor álle mensen.

Kan dat? Kan Jezus zich bekeren? Dat lijkt misschien gek, maar dat hoeft het niet te zijn. In de kerk zeggen we immers dat God mens is geworden in Jezus. Helemaal mens, mens van vlees en bloed. Mens van zweet en tranen. Mens van lachen en liefhebben. En mensen kunnen zich vergissen! Waarom ook niet? Vergissen is menselijk zeggen we. Net als de mogelijkheid om tot ommekeer en inzicht te komen. Ook dát is menselijk. Ook daarin is Jezus mens.

Maar we zeggen in de kerk óók dat Jezus God is. Dat Jezus zo dicht bij God leefde, trouw is aan zijn Vader, helemaal tot het einde toe, dat je nauwelijks nog kunt uitmaken wie wie is. God is in Jezus mens geworden. Maar God kan zich toch niet vergissen? God kan zich toch niet bekeren? Reken maar dat dat kan!

We lezen in Genesis dat God berouw heeft over zijn schepping van de mens omdat ze er een potje van maken, dan stuurt Hij de zondvloed. En ook daar heeft hij later spijt van. Dat nooit meer, belooft God. Kijk maar naar de regenboog. En later wil God Sodom en Gomorra straffen omdat de inwoners zich misdroegen. Maar Abraham gaat er tegen in. Als er nog rechtvaardigen in de stad leven God, dan kun je de stad toch niet vernietigen? En God geeft zich gewonnen.

Misschien is dat wel de kern van vandaag: dat God niet een of ander onbeweeglijk, onveranderlijk, onaangedaan, star opperwezen is. Hij of Zij heeft niet allerlei onwrikbare besluiten genomen die van meet af aan vast staan. Nee, God laat zich bewegen, stelt zich open, komt tot inkeer. En daar doen wij keer op keer een beroep op, op het vermogen van God om zich om te keren, naar ons toe te keren. In het kyriegebed vanmorgen bijvoorbeeld, en in ons zingen. God kan zich als geen ander omkeren. Hij is een natuurtalent. Zo Vader, zo Zoon.

En zo zoekt God zich een weg, in Jezus,  én samen met ons. Wat de inhoud van die weg is weten we allemaal. Dat is een weg van je naaste liefhebben. Zorgen dat anderen er bij horen, vanaf dag één mee mogen doen, zich geaccepteerd weten. Omdat álle mensen van betekenis zijn en levensgeluk verdienen. De zieken en zwakken even goed als de sterken en degen die gezond zijn. De keurigen én de dwazen. De vreemdelingen én de mensen uit eigen kring. Maar dat ideaal toepassen, dat is zoeken voor ons, en fouten maken, maar die ook weer mogen herzien. Dat leren we van Jezus vandaag.

De vrouw die bij Jezus kwam, zíj zocht niet, zij had haar droom duidelijk voor ogen. Ze geloofde met de moed der wanhoop op geluk voor haar dochter. Ze geloofde tegen de klippen op en juist dat rotsvaste vertrouwen in hem, deed Jezus zwichten. En hij realiseerde zich dat ook deze vrouw bij hem hoorde. Zo blijkt het heil van God groter dan Jezus dacht, en is levensgeluk voor álle mensen mogelijk én dichterbij dan wij denken.


Pietro del Po, Jezus en de Kanaänitische / Syrofenisische vrouw, ca. 1650