Paaswake

Overweging van Josephine van Pampus in de Paaswake, 30 maart 2024

Lezingen: Marcus 16;1-7                                                                           

 

Lees of print je de overweging liever als PDF? Die vind je hier.

Hier vind je andere overwegingen (en hier de overwegingen tot april 2023).

Overweging

Een paar weken terug was ik bij Bastiaan Ragas, met zijn theatervertelling “In Gods Naam”. Op een ontroerende wijze neemt hij mensen mee door weerbarstige Bijbelverhalen, met muziek, een lach en soms ook een traan. “Wees niet bang” waren de woorden waarmee hij begon, en ook eindigde. “Wees niet bang, Josephine” schreef hij ook voor mij als opdracht in het boek dat ik van hem kocht. “Wees niet bang”, voor de stem die je hoort, voor het licht dat je ziet, voor de vragen die je hebt. “Wees niet bang”. En ik dacht: oei. Je raakt een teer punt. Want soms ben ik best bang. Bang om woorden te spreken. Bang om nieuwe wegen in te gaan. Bang voor het onbekende. Bang voor het donker, en ja, soms zelfs bang voor het licht. En dat laatste geeft te denken. Waar het donker soms zo veilig lijkt, en zelfs een graf met een steen ervoor geborgenheid geeft, is het eigenlijk niets. Geen enkele duisternis, hoe diep ook, is bestand tegen het licht. Het duister kan het licht simpelweg niet overmeesteren. De kleinste vlam verdrijft het donker altijd.
Maar daarmee komt ook alles aan het licht – en daarmee sluipt de angst binnen.

Wanneer de vrouwen aankomen bij het graf krijgen ze de ene schrik na de andere. Alles wat ze hadden bedacht is anders. Het graf is open. Het lichaam van Jezus is weg. Naast het graf zit een jongeman. Is het een engel? ‘Wees niet bang’, En dat is nu net alles wat ze wél zijn. Dan komt de opdracht: ga naar de leerlingen, ga naar Petrus, en ga naar Galilea – waar het verhaal van Jezus ooit begon.

Maar Marcus schreef nog één zin meer dan we vanavond hebben gehoord. Marcus schreef: 
De vrouwen gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.
Punt. Met die zin stopt Marcus echt.

We zijn gewend aan Paasverhalen waarin de opstanding wordt bejubeld, waarin weer ontmoetingen zijn met Jezus, als tuinman of op reis naar Emmaüs. De successtory of life. Die verhalen kennen we.

Maar Marcus doet het anders. Hij schrijft over schrik, over angst - en over zwijgen. En dat doet je een beetje ongemakkelijk schuiven op de bank. Waar blijven ze nou? Zo kan het toch niet aflopen? We willen toch een happy end?
Want met een happy end kunnen we daarna het boek dicht slaan met een zucht van verlichting: hè hè, dat hebben ze goed gedaan, alles is weer terecht.
Je zou vanuit je eigen comfortabele positie die vrouwen bijna toe willen roepen: hee, dames, schiet eens op, ga het nou vertellen… Toe nou… Kom op… Zo is het verhaal niet af.
Wees niet zo bang.

Maar ze zijn het wel. Verstrikt in wat ze meemaken en ervaren, misschien ook wel met de gedachte: teruggaan naar de leerlingen? Die lagen toch te slapen toen Jezus verraden werd?
Teruggaan naar die Petrus? Die is toch geen knip voor zijn neus waard? Drie maal gezegd dat hij Jezus niet kende. En toen de haan kraaide waren er de tranen. ‘Erbarme dich’,…
Terug naar Galilea? Naar waar het allemaal begon? Is dat het dan? Is dat de weg.

Zij maken het verhaal niet af – en dat is precies wat de schrijver Marcus wil bewerkstelligen: het verhaal is niet af. En dat is goed. Je bent namelijk geen toeschouwer van dit opstandingsverhaal, je bent geen luisteraar. Je staat zélf bij dat graf en je neemt zélf deel.
En jij bent degene die de opdracht krijgt. Nu. Vannacht.

Teruggaan naar de leerlingen betekent dat je tegen elkaar zegt: kom, zullen we het toch gaan doen?  Ik geloof er in, en als jij dat ook doet, dan komen we ver. Dat is bijvoorbeeld zomaar in de nacht van het verraad, Witte donderdag, hier in het koorgedeelte protestbrieven schrijven op aangeven van Amnesty International, voor wie rechteloos gevangen zit. 

Teruggaan naar Petrus is zeggen tegen iemand die denkt dat alles verloren is: maar lieve mens, je bént niet verloren, je ‘Erbarme Dich’ wordt gehoord in de hemel en op aarde. Het zijn woorden van bevrijding die wij zelf kunnen spreken, en dat ook moeten doen.

Teruggaan naar Galilea is gaan in de sporen van Jezus zelf.
Je omkeren van een donker graf is geloven in leven voor mensen.

Daarom lezen wij deze nacht ook de verhalen van bevrijding.
Over een schepping die is, om mensen ruimte en leven te geven.
Die een prototype is van chaos die mensenland kan worden. Waar mensen vrij zijn.
Waar bevrijding het motto is. En dat is ook het verhaal van het volk Israël dat uit het land van de onderdrukking weggeleid werd. Dwars door de zee, door de woestijn, achter die wolkkolom en achter de vuurzuil aan, steeds weer die woorden van de eeuwige indachtig: als je gaat, Ik Zal Er Zijn. 

Wees niet bang. Je hebt licht in je handen. Hij leeft!
Zalig Pasen. Amen